ZO IS HET

0 Flares 0 Flares ×

Column: Jan Bransen
Video: Conny van der Meer & Willem Keizer

In deze columns heb ik tot nu toe vooral de discussie met filosofen gezocht, omdat ik mij druk maak om – en verantwoordelijk voel voor – het imago dat wij als filosofen van onze eigen professie ontwikkelen en in stand houden. Maar inmiddels heb ik het wel een beetje gehad met die interne stammenoorlog en wil ik eens kijken of ik ook nog vrienden kan maken. En hoewel ik eigenlijk niet denk dat je de beste vrienden krijgt door een gezamenlijke vijand te bestrijden, is het wel een veel gebruikte strategie.

Daarom zal ik in de komende columns het contrast verkennen – en, vooruit, ook uitvergroten – tussen filosofie en wetenschap.

Een eerste kwestie diende zich onlangs spontaan aan toen ik mij verbaasde over het gegeven dat zoveel universitaire masterstudenten zo slecht zijn in het schrijven van een betogend opstel. Hoe is dat nou mogelijk? Dat hebben ze toch allemaal op de middelbare school geleerd! Tot mij ineens een verklaring te binnenschoot: ze hebben het tijdens hun bachelor verleerd. Studenten leren aan de universiteit wetenschappelijk schrijven. En dat betekent dat ze om te beginnen nooit meer de woorden “ik vind” mogen gebruiken.

Dat klinkt zinnig genoeg. Als je de doorsnede van de zon probeert te bepalen, of het kookpunt van alcohol, of de invloed van stress op depressie, dan geeft het geen pas om jouw bevindingen te rapporteren in de vorm van een ik-boodschap. Ook al is het letterlijk waar dat jíj hebt gevonden dat de alcohol in jouw reageerbuisje begon te verdampen bij 78° C, toch is dat niet wat je behoort op te schrijven. Het doet er immers niet toe dat jij dat observeerde. Jij doet er helemaal niet toe in de wetenschap. Als je het goed doet, als je een experiment goed uitvoert, dan vertelt de wereld jou wat het geval is, en dan rapporteer jij alleen de gevonden feiten. Jij bent als wetenschapper de principieel vervangbare observator die als het goed is transparante meetinstrumenten gebruikt en die daardoor ziet wat er te zien is. Jij bent een neutraal doorgeefluik. Zelfs in de methode en de discussiesectie gaat het niet over jou. Je beschrijft hoe het experiment is opgezet. Niet hoe jij het hebt opgezet. En je bespreekt de beperkingen van de huidige studie, maar daarbij heb je het nooit over jouw beperkingen.

Dus als jij iets gevonden hebt, dan schrijf je op dat het zo is. En zo is het.

In mijn masteronderwijs aan studenten die geen bachelordiploma filosofie hebben, heb ik veel last van deze wetenschappelijke gewoonte om te denken dat de bevindingen zelf het verhaal kunnen vertellen. Ik probeer die studenten zo snel mogelijk duidelijk te maken dat ze gewoon “ik vind” kunnen schrijven. En dat dat grote voordelen heeft voor de zuiverheid van de methoden die ze in de filosofie zullen leren gebruiken. Want als je “ik vind” schrijft, dan is onmiddellijk voor iedereen duidelijk wie er verantwoordelijk is voor de geponeerde stelling. Namelijk: jijzelf. En dat betekent ook dat onmiddellijk duidelijk is wie er iets uit te leggen en te onderbouwen heeft. Jij. En daar gaat het om in de filosofie: onderbouwen wat jij ergens van vindt.

Ik probeer studenten zo snel mogelijk duidelijk te maken
dat ze gewoon “ik vind” kunnen schrijven.

Dat wil niet zeggen dat filosofie subjectief is, een kwestie van smaak, een persoonlijk verslag van jouw eigen gedachtegang. Dit “ik vind” is alleen het begin en het is een begin dat het belang onderschrijft van drie eigenschappen die kenmerkend zijn voor goede filosofie.

Ten eerste: het gaat in de filosofie om begrip. En begrip heeft deze vorm: ik vind A van B. Begrip is een driehoeksrelatie waarbij een intellect op een bepaalde manier, A, grip krijgt op iets, B.

En dan komt daar direct de ten tweede bij: omdat ik als filosoof dit begrip uitdruk, doordat ik zeg wat ik ervan vind, ga ik in één keer drie relaties aan, en die relaties horen er echt bij, bij mijn begrip. Dat is om te beginnen een relatie met jou, mijn toehoorder, iemand die verstaat wat ik zeg. Begrip heb je met andere woorden nooit alleen. Begrip kan alleen maar die vorm van een intellect hebben dat op een bepaalde manier grip krijgt op iets, doordat het zich op een bepaalde manier verhoudt tot een ander intellect dat in dit begrip deelt. Jij hoeft het daarbij natuurlijk niet met mij eens te zijn. Dat is in de filosofie eigenlijk nooit zo. Maar jij moet wel beseffen dat ik iets zeg, dat ik begrip articuleer, dat ik het over B heb en daar A van vind. Hoe kan jij dat? Doordat jij ook deelt in die andere twee relaties, de relaties die ik met A en B heb. B is iets in de wereld, en dan bedoel ik niets meer dan dat B iets is waar jij, net als ik, je aandacht op kunt vestigen. B. Dit hier. En A is een deel van onze taal, van het medium waarin wij ons begrip van de wereld kunnen articuleren. Dus als ik A van B vind, dan nodig ik jou daarmee in één keer uit om als toehoorder ook gebruik te maken van onze gezamenlijke taal, A, om daarmee onze gezamenlijke wereld, B, te duiden, te begrijpen.

Dat leidt, ten derde, tot de dynamiek, en de dialectiek die kenmerkend is voor filosofie, voor begrip en voor denken: een voortgaande beweging van vraag en antwoord waarbij dat antwoord in de filosofie meestal alleen maar een wedervraag is. Je krijgt deze dialectiek onmiddellijk op gang als je zegt dat je A van B vindt. Want de standaardreactie op zo’n bewering heeft vanzelf twee vormen. Als ik A van B vind en als jij mij dan vervolgens vraagt: “hoezo?”, dan vraag je mij daarmee onmiddellijk ook: “hoe bedoel je?” En deze reactie – hoe bedoel je? – is een vraag aan mij om uit te leggen hoe ik erbij gekomen ben om B in mijn intellect te koppelen aan A. Dat vraagt om een uitleg van hoe ik A gebruik en dat is een verdere verkenning van onze gemeenschappelijke taal. Maar het vraagt ook – en in feite tegelijkertijd – om uitleg van hoe B mijn aandacht heeft getrokken of gekregen, dus om een verdere verkenning van onze gezamenlijke wereld, en vooral, van hoe wij samen er met behulp van onze gezamenlijke taal in kunnen slagen om onze aandacht voor onze gezamenlijke wereld te kunnen organiseren en synchroniseren. Dat gesprek houdt nooit op en dat willen filosofen ook niet. Dat gesprek zelf is het proces van het begrijpen van ons leven in onze wereld.

Dus als ik A van B vind, dan nodig ik jou daarmee
in één keer uit om als toehoorder ook gebruik te maken
van onze gezamenlijke taal.

Dat mis je allemaal, of, beter gezegd, dat verdoezel je allemaal als je aan wetenschap doet en als je leert schrijven dat het zo is. Want als je schrijft dat het zo is, dan verstopt de organisatie van onze gezamenlijke aandacht zich achter dat woordje “het” en de wederwaardigheden van onze gemeenschappelijke taal verstoppen zich dan achter dat woordje “zo”. En zelf word je onzichtbaar, alsof wat is niet zoveel met jou en jouw toehoorders te maken heeft. Maar als dat echt zo is, waarom zou je dan iets schrijven, waarom zou je dan de behoefte, of de noodzaak, voelen om te zeggen dat het zo is. Want als het toch gewoon zo is, dan zal dat wel blijken, toch? Dan heeft die wereld jou toch niet nodig om anderen te laten weten hoe het is?

Dus wat doe je als je wetenschappelijk leert schrijven en aan komt zetten met de boodschap: “het is zo”? Je probeert jezelf onzichtbaar te maken, maar je doet dat juist door met een boodschap te komen. Je probeert te maskeren dat wetenschap uit filosofie voortkomt en tot filosofie zal terugkeren. Je probeert B te tonen door A te laten zien. En dan probeer je ook nog te ontsnappen aan de voor de hand liggende vraag: “wat bedoel je?”

Filosofen vinden dat echter de leukste, belangrijkste, meest intrigerende vraag. Daarom beginnen zij met “Ik vind A van B”. Dan weten ze zeker dat zijzelf de verantwoordelijkheid mogen, en moeten, nemen voor het beantwoorden van de vraag die ze, in feite net als wetenschappers, uitlokken: “wat bedoel je?”

 

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Related Posts

Paridon, Marlou van 2018 (5) Socratisch-gesprek-voor-beginners (3)

Het socratisch gesprek als houding voor werken en leven

Van Driel De strijd van het kleine meisje

Gewicht in de strijd

ISVW-iFilosofie #17 - Eva Meijer - Dierentalen

IN GESPREK MET HET DIER

ISVW-iFilosofie #15 - Even denken. Op gesprek bij de filosoof

DE WERELD VAN DE VAKDENKER

Reageer