Wie zijn wij, de mens?

0 Flares 0 Flares ×

De waarheid omtrent de oorsprong van de mens willen achterhalen: een behoorlijke opgave, gedurfd en gedoemd te mislukken. Frank Westerman waagt een poging door met pen en papier in het leven van de overledenen te duiken en een antwoord te zoeken op de vraag ‘wie zijn wij, de mens?’

Tekst: Andrea Reuvers

Reportage

Zijn eerste journalistieke reportages schreef Westerman al toen hij nog studeerde – Tropische Cultuurtechniek in Wageningen. In de jaren die volgden werkte hij als journalist, documentairemaker, redacteur-verslaggever en correspondent. Als schrijver van meerdere succesvolle non-fictieboeken liet Westerman zich inspireren door de reizen die hij maakte en de ontdekkingen die hij (tijdens deze reizen) deed.

Wij, de mens (2018) is op eenzelfde manier tot stand gekomen. Het boek onderscheidt zich van literaire romans over de oorsprong van de mens door het karakter: het is geen fictie, maar een reportage van onderzoek.

‘[Wij kunnen als mens] niet tegen de werkelijkheid op fantaseren. […] De ruwe grondstof die de realiteit aanreikt vind ik zo barok dat ik geen behoefte voel om er nog een krul aan toe te voegen.’

Westerman is eropuit getrokken; veldwerk verrichten is een voorwaarde, of zelfs een vereiste voor het maken van een reportage. Het samenvoegen van dit veldwerk – bestaande uit reizen, onderzoek met studenten uit zijn college en een enorme hoeveelheid bij elkaar gesprokkelde achtergrondinformatie – heeft een meeslepende beschrijving van de geschiedenis van de mensheid als resultaat. Heen en weerspringend in de tijd en heen en weervliegend over de wereld vult hij het boek met zowel objectieve beschrijvingen als een bescheiden eigen idee over wie wij, homo sapiens, zouden kunnen zijn. Als lezer spring je mee; als lezer vlieg je mee; als lezer hang je aan zijn lippen, op zoek naar de waarheid.

Religie en wetenschap

Maar wat ís de waarheid? Liepen wij ooit als aap over deze aarde of zijn wij geschapen naar Gods evenbeeld? Religie en wetenschap hebben, zeker in de zoektocht naar de oorsprong van de mens, met elkaar op gespannen voet gestaan. Dat veel oermenskundigen tevens pater waren, is daarom een opmerkelijk gegeven. De opgravingen van onze mensachtige voorouders lijken bewijsstukken-tegen-de-schepping, maar toch zochten (juist) de gelovigen mee naar de tussenvorm tussen aap en mens: de missing link.

Voorop in deze zoektocht liep Eugène Dubois, de zonderlinge man die aantoonde dat de mens niet geschapen is, maar ontstaan. Als eerste zoeker én eerste vinder – in 1892, op Java, Indonesië, vond hij zijn missing link: de overblijfselen van de homo erectus – keek Dubois bij beantwoording van de vraag ‘Wie zijn wij?’ niet naar de hemel, maar naar de aarde. De mens zelf, en niet zijn schepper, kwam centraal te staan.

De mens als ‘kroon op de schepping’

De presocraticus Protagoras wist ruim 2400 jaar geleden al dat wij onszelf als maatstaf nemen. Tijdens de zoektocht naar wie wij zijn, naar onze oorsprong, zetten we een ‘antropocentristische’ bril op: de mens beschrijft de mens. Oermenskundigen, paleoantropologen, geologen, hominidenstudenten, schedelgravers en schedelduiders: allen zijn zij mens. Maar is dit zelfonderzoek niet te vergelijken met een vis die het water moet beschrijven? Kunnen wij – met ons eigen studiemateriaal samenvallende wezens – onszelf daadwerkelijk objectief beschrijven? Kunnen wij aanduiden waarin de homo sapiens zich van andere (eerder bestaande) zoogdieren onderscheidt?

Wie een poging waagt te omschrijven wie ‘wij’ zijn, heeft een ‘zij’ nodig. ‘Zij’ kan gevonden worden in culturen die wij minder humaan vinden: stammen die dichter bij de natuur staan, of mensen uit culturen die ‘onze’ morele normen en waarden niet delen. Maar het is het gemakkelijkst met de vinger te wijzen naar de diersoort die wij vroeger waren – zij, de mensapen; zij, de neanderthalers; zij, de primaten – en de diersoorten om ons heen. Het maken van een onderscheid tussen onszelf en de ander vraagt om een definitie van beide.

De mens, zichzelf uitroepend tot ‘kroon op de schepping’, heeft als enige diersoort couveuses voor te vroeg geboren zuigelingen, spionagesatellieten, kant-en-klaarmaaltijden, sigaretten, hypotheken of lijfrentepolissen, belastingaftrek voor giften aan goede doelen, symfonieorkesten, martelkamers en MRI-scanners. ‘Als enige diersoort ter wereld is de mens in staat te filosoferen. De mens is anders. Fijner besnaard dan andere wezens, dat niet. Maar wel apart. Buitensporig.’ Westerman concludeert dan ook: ‘De mens ís de afwijking. […] Hij heeft alleen zichzelf uitgeroepen tot de norm.’

‘[Tevens zijn wij er] als enige in geslaagd de planeet, de dampkring, zo zwaar te vervuilen dat we eraan doodgaan. […] [O]nze soort [beschikt] over het destructieve vermogen om het leven op aarde – met één druk op de knop – uit te roeien. Toegegeven, ik vínd mensen bijzonder. […] Welkom in het antropoceen.’

Aldaar Westermans morele boodschap.

Vechten om een bot

De zelfbeschrijvende studie van de mens roept naast de vraag ‘wat weten we over onszelf?’ ook een andere vraag op, die net als bovenstaande boodschap moreel van aard is: hoe gaan we om met vondsten die niet aansluiten bij het gevormde beeld dat we nu van de mens hebben? Tot glimmens toe zijn er schedels opgewreven en is er een context, een betekenis gegeven aan gevonden objecten; precies díé betekenis die het wereldbeeld van de duider(s) weerkaatste. Zij allen willen, al is het enkel om de eer, dé vondst van de eeuw op hun naam kunnen schrijven.

Dit roept de vraag op in hoeverre wij, de mens, ‘kennis’ onthullen om bij te dragen aan wat wij weten over de mensheid en in hoeverre het, letterlijk, ‘vechten om een bot’ is. Of om een verhaal. Kortom, het verhaal over ‘wie wij zijn’ wordt elk decennium soms zelfs meerdere keren herschreven. Wat zegt dit over de kennis die wij nu hebben over onze soort, en over alle kennis die wij ooit zullen vergaren?

Op deze manier werden vijf compleet verschillende schedels – opgegraven tussen 1999 en 2006 in Dmanisi, Georgië – in eerste instantie homo georgicus genoemd, maar als snel op één hoop geveegd met de homo erectus. Kortom, de zoektocht naar ‘wie wij zijn’ heeft aangetoond dat we gedoemd zijn te blijven herzien wat denken te weten. Kennis is relatieve kennis en elke beschrijving heeft een open einde; het is de start van iets nieuws.

Graven naar waarheid

Sommigen graven naar schedels, anderen naar verhalen erover, en weer anderen naar de waarheid. Westerman behoort tot de laatste categorie. Al is dit graven een ernstige bezigheid, de anekdotische fragmenten – die als tegenhanger kunnen dienen voor de hoge informatiedichtheid en het serieuze karakter van de tekst – hadden naar mijn idee veelvuldiger aanwezig mogen zijn. Niettemin schrijft Westerman goed, meeslepend.

Door in de geschiedenis van de mensheid te duiken, duik je in de geschiedenis van jezelf. Hij houdt de lezer, bewust of onbewust, continue een spiegel voor. Door de vraag te stellen ‘wie zijn wij?’ voel je een andere vraag opborrelen, één die ons na het dichtslaan van het boek in twijfel achterlaat en ons dwingt een stap naar achteren te zetten, als de schilder van zijn doek: ‘wie ben ik?’

Frank Westerman, Wij, de mens. Amsterdam: Querido Fosfor, 2018.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer