We zouden zombies kunnen zijn
Daniel Dennett maakte in de jaren ‘90 furore met zijn boek Bewustzijn Verklaard. De reuring werd veroorzaakt door zijn provocerende stelling: bewustzijn is een illusie. Vijfentwintig jaar later verschijnt de opvolger Van bacterie naar Bach en terug. Dennett claimt daarin een ‘kronkelig pad door een oerwoud van filosofie en wetenschap’ te hebben gevonden, dat leidt naar verbeterde antwoorden op de grote vragen over ons bewustzijn.
Tekst: Arthur Veenstra
De provocerende stelling dat wij alleen maar ‘materiële objecten’ zijn, en dat ons bewustzijn dus een fysisch neuraal verschijnsel is, raakt iedereen in de kern. Het is een directe aanval op zowel religieuze als agnostische overtuigingen. Stel dat wij volledig fysisch causaal zijn gedetermineerd. Is dan de betekenis van het leven, vrije wil en moraliteit niet ook een illusie? Een betekenisloos verhaal dat wij onszelf vertellen? Dennett heeft zich de afgelopen vijfentwintig jaar verrijkt met inzichten uit neurowetenschappen, filosofie, biologie en computerwetenschappen, en belooft ons daarmee in dit boek – van ongeveer 500 pagina’s – een nog overtuigender antwoord te geven op de bewustzijnsvraag.
Het boek bestaat uit drie delen waarin hij meerdere ‘omkeringen’ in ons denken wil bewerkstelligen. Hij begint het eerste deel met uit te leggen dat hij de Cartesiaanse ‘wond’, de scheiding van lichaam en geest, zal gaan genezen. De eerste stap in het genezingsproces is de Darwiniaanse omkering, waarbij Aristotelische doelverklaringen worden vervangen door evolutionaire bubble-up verklaringen. Dennett laat zien op welke wijze evolutie het ontstaan van intelligente wezens kan verklaren, die in staat zijn om top-down ontwerpen te creëren. De computer van Turing en de Sagrada Familia zijn dergelijke top-down ontwerpen. Fascinerend is het hoofdstuk waarin hij beargumenteert dat competenties kunnen evolueren zonder dat het gepaard gaat met begrip; en hoe ‘begrip’ als verder evolutionair product kan zijn ontstaan.
In Deel II schakelt Dennett over op de evolutie als natuurlijk selectieproces van (semantische) informatie. Semantische informatie wordt begrepen als een onderscheid of vorm in de wereld die verschil maakt. Een soort die door een mutatie in de genen gebruik kan maken van een bepaald onderscheid is dus letterlijk geïnformeerd. Zo is de informatie die is opgeslagen in het DNA dus te begrijpen als de geleidelijke – en blinde – accumulatie van signaal dat gescheiden is van ruis. Dennett trekt dus het reproductie-algoritme van de evolutie door naar informatie, computerprogramma’s, ‘memen’, cultuur en taal. Zodoende kan Dennett laten zien dat het ontstaan van intelligente ontwerpprocessen (top-down) die mensen ter beschikking staan verklaarbaar is via Darwiniaanse bottom-up processen.
Humeaanse zombie
Deel I en II waren nodig om veel van onze intuïties af te breken en daarbij te laten zien dat onze intuïties voortkomen uit ons naïeve ‘manifeste wereldbeeld’. In deel III wordt het spannend. Hier belooft Dennett eindelijk antwoorden te gaan geven op de grote vragen. De omkering die hij hier probeert te bewerkstelligen zou Humeaans kunnen worden genoemd. Als de werking van het brein helemaal bestaat uit functies die door blinde evolutie zijn ontstaan, wat is dan de aard van het bewustzijn zelf? Hume toonde aan dat wij vaak aannemen zintuiglijke waarnemingen van de realiteit te doen, maar dat veel van die waarnemingen projecties zijn van onze geest. Zo lijken wij causaliteit in de wereld waar te nemen, maar Hume laat nauwgezet zien dat causaliteit in werkelijkheid een psychologisch idee is dat onze geest toevoegt aan onze waarnemingen.
Dennett gebruikt dit als opstap naar zijn grote punt: onze bewuste ervaring is ook een dergelijk evolutionair artefact. Als ik rood waarneem dan registreer ik niet alleen rood, maar ik beleef de kleur ook. Dergelijke ‘qualia’, de bewuste innerlijke gewaarwordingen, zijn volgens Dennett dus ‘artefacten’, functionele gereedschappen die de evolutie heeft toegevoegd heeft aan ons brein. Mijn gewaarwording of beleving van de kleur rood is simpelweg een teken om iets in de wereld te registreren en weer te geven. Dat wij ons bewust zijn van die ervaring is uiteindelijk alleen maar een gebruikersillusie. Dennett concludeert: ‘jij zou een zombie kunnen zijn’, een wezen zonder werkelijk bewustzijn.
Dennett volgt de Cartesiaanse verschuiving van wat- naar hoe-vragen:
we moeten niet vragen wat bewustzijn is, maar hoe het functioneert
Categoriefout
Wat moet ik hier nu van vinden? Eerst maar de dingen die ik goed vind. Het boek is geschreven op de soepele en heldere manier die Dennett kenmerkt. De Nederlandse vertaling is uitstekend en doet dus niets af aan de leesbaarheid. De vertalingen van kernwoorden zijn zorgvuldig gekozen en in de juiste gevallen worden de Engelse leenwoorden gehanteerd; een vertaling van woorden als ‘bubble-up’ zouden inderdaad leiden tot onbevredigende calques. Verder biedt het boek een ongelooflijk rijk overzicht aan wetenschappelijke inzichten in de werking van geest, evolutie, taal, informatie etc. Voor veel mensen is dit waarschijnlijk meer dan voldoende reden om het boek te lezen.
Maar wat is de kracht van de centrale stelling die Dennett beargumenteert in zijn boek? Heeft het boek ons iets substantieels te vertellen over de aard van het bewustzijn? Een boodschap die waar is, hoe tegen-intuïtief en pijnlijk wij die ook mogen vinden? Hier schiet het boek opzichtig tekort ten opzichte van de grandioze belofte waarmee Dennett aftrapt.
Een minimum aan context volstaat om te begrijpen waarom Dennett vastloopt. Dennett is een van de bekendste voorstanders van het zogenaamde functionalisme. Deze philosophy of mind stelt dat bewustzijn volledig verklaard kan worden door functionele procesbeschrijvingen. In zekere zin volgt Dennett hier dus de Cartesiaanse verschuiving van wat-vragen naar hoe-vragen: we moeten niet vragen wat bewustzijn is, maar hoe het functioneert. Descartes merkte al op dat een dergelijke verschuiving vruchtbare wetenschap oplevert. Dit is de reden waarom deel I en II zo informatief en interessant zijn: deze delen beperken zich tot de werking van het bewustzijn, en de beschrijving van de ontwikkeling van de functies van het bewustzijn. Zo lang Dennett zich beperkt tot hoe-vragen loopt alles naar wens. In deel III werpt Dennett zich echter op de wat-is-bewustzijn-vraag door opnieuw te zoeken naar een functioneel hoe-antwoord. In feite begaat hij dus een categoriefout.
Zombie-aanval
Na de hoogtijdagen van het functionalisme in de jaren ‘80 en ‘90 zijn de afgelopen twintig jaar krachtige argumenten ontwikkeld tegen functionalistische (en bij extensie ook materialistische) verklaringen van het bewustzijn. Deze argumenten zetten op scherp waar het functionalisme/materialisme begint te haperen, met David Chalmers’ zombie-argument als belangrijk voorbeeld. Chalmers’ filosofische zombies zijn exacte kopieën van mensen die zich op exact dezelfde manieren gedragen. Functioneel zijn hun mentale processen bovendien identiek aan die van mensen. Het enige verschil is dat zombies geen bewustzijn hebben.
Kunnen dergelijke zombies bestaan? Misschien wel, maar dat is niet eens de pointe. Het zombie-argument legt in feite de vinger op de zere plek van het functionalisme: als alle feiten over het functioneren van mentale processen bekend zijn, is daarmee dan ook bewustzijn als zodanig verklaard? Gezien het evidente verschil tussen mens en zombie moet het antwoord op die vraag ‘nee’ luiden, wat iedere functionalist dwingt de aanval van Chalmers te pareren. Dennett doet dit door een vlucht naar voren: ‘jij zou een zombie kunnen zijn zonder het te beseffen.’
Zonder op de details van Chalmers’ aanval in te gaan, kunnen we ook intuïtief begrijpen waarom Dennetts antwoord tekortschiet. Een computer kan prima de kleur rood registreren, maar een dergelijk computerproces is ‘blind’. De computer is net als een zombie: die registreert iets, maar beleeft niets. Als we een computerfunctie installeren die de geregistreerde gegevens ‘bekijkt’, dan is de eerste indruk misschien dat die tweede functie ‘ziet’ dat de kleur rood is geregistreerd. Maar als we hier even over nadenken, realiseren we ons dat die extra computerfunctie ook alleen maar registreert en niets beleeft. Het maakt niet uit hoeveel en hoe ingenieus de processen of de ‘denkgereedschappen’ van de computer zijn. De computer blijft onbewuste materie die niets beleeft. Een zombie die geen bewustzijn heeft, maar blijkbaar toch bewuste belevingen heeft, is met zichzelf in tegenspraak. Het is dan ook verre van voldoende om te beweren dat de enige steun voor mijn overtuiging dat ik bewuste beleving heb ‘de felheid van mijn overtuigingen is’.
Als we niet voor Dennetts zombie-oplossing kiezen,
moeten we weer de ‘diepe kloof’ van het
substantie-dualisme accepteren – maar dat is pure retoriek
Strohalmen
Dennett zelf lijkt ook het twijfelachtige van zijn positie in te zien. In sterk contrast met alle bombarie waarmee hij het boek startte geeft hij toe ‘nog geen bewijs’ voor zijn stelling te hebben. Het ‘kronkelige pad’ naar antwoorden dat hij de lezer heeft beloofd blijkt zelf een illusie te zijn. Dennett sluit zijn kernargument uiteindelijk af met: ‘dat het óf het een óf het ander is’. Dennett dreigt hier dat, als we niet voor zijn zombie-oplossing kiezen, we weer de ‘diepe kloof’ van het substantiedualisme moeten accepteren. Dit is pure retoriek. Zijn het zombiefunctionalisme en het substantiedualisme de enige twee posities die beschikbaar zijn? Natuurlijk niet: zie onder meer Spinoza’s substantiemonisme! Los hiervan versterkt dergelijke retoriek alleen maar de indruk dat Dennett aan het grijpen is naar strohalmen. De problemen van een andere positie zijn een zwak argument om de problemen van zijn functionalisme maar te accepteren. Zeker als je met extravagante claims komt als: ‘bewustzijn is een illusie’ en ‘jij bent een zombie’. Dat soort stellingen vragen om veel overtuigender argumenten.
Is Van bacterie tot Bach en terug dan helemaal niet meer de moeite waard? Absoluut niet. Dennett blijft een uitstekende schrijver die veel interessante inzichten te melden heeft. Met name deel I en II staan bol van de interessante wetenschappelijke inzichten en diepzinnige bespiegelingen. Hier komt Dennetts functionalisme tot zijn recht. Zijn centrale overkoepelende argument heeft echter aan filosofische relevantie ingeboet. In de jaren ‘90 was zijn provocerende stelling nog van belang als een ‘intuïtiepomp’ (om met Dennett zelf te spreken) die ons dwingt uit te leggen wat er dan schort aan het materialisme. Die functie van het functionalisme begint langzaamaan zijn nut te verliezen, en de neurofilosofie lijkt stapje voor stapje aan het functionalisme/materialisme voorbij te bewegen. Als je de overlevingsstrijd van theorieën als een Darwiniaanse overlevingsstrijd ziet, dan ziet het er niet goed uit voor Dennetts functionalisme; althans niet als antwoord op de aard van bewustzijn. Tekenend is dat Dennett de oproep doet aan nieuwe generaties ‘die graag bewustzijnstheoreticus willen worden’, om zijn zombie-oplossing verder te onderzoeken. De existentiële angst is voelbaar in deze poging om zijn meme te laten overleven.
Daniel Dennett, Van bacterie tot Bach en terug: De evolutie van de geest. Atlas Contact, 2017.
1 reactie
Reageer
U moet ingelogd zijn om te kunnen reageren.
De mens als neurologische computer – VanGodenEnMensen - 18 februari 2018, 09:01
[…] We zouden zombies kunnen zijn (iFilosofie.nl) Lunchen met Dennett […]