Voorpublicatie, over leugens en waarachtigheid
We leven in tijden van waarheidsontwaarding – in het publieke en politieke debat voeren facts free politics en alternatieve waarheden de boventoon. Dat we in dit post-truth tijdperk zijn beland heeft vele oorzaken. Maar een dieperliggend probleem is onderbelicht gebleven: niet zozeer de onwaarheid van beweringen is het probleem, als wel hun leugenachtigheid. Het is belangrijk om een anatomie van de leugen te ontwikkelen, zodat we kunnen erkennen dat liegen niet louter een kwestie is van onjuiste informatie verspreiden, maar wel een kwestie van intentionaliteit: het bewust verspreiden van informatie met het oog op misleiding en manipulatie. We kunnen onze huidige conditie niet begrijpen zonder een beter begrip van waarachtigheid. Waarom is niet waarheid, maar waarachtigheid het tegendeel van de leugen? Wat maakt de leugen tot maatschappelijk en moreel probleem? Waarom ondermijnt het liegen van politici de vrijheid en het welzijn van de samenleving? Alicja Gescinska geeft de aanzet tot een herwaardering van waarachtigheid, waaraan onze samenleving en de politiek dringend behoefte hebben. iFilosofie voorpubliceert uit haar essay voor de Maand van de Filosofie 2020, Kinderen van Apate.
Tekst: Alicja Gescinska
Tegenover een moreel corrupt regime is eerlijk zijn niet zelden zelf moreel verwerpelijk. En om waarachtig tegenover jezelf te kunnen blijven, is het soms nodig om een onwaarachtige houding tegenover anderen aan te nemen. Een belangrijk criterium om de kwaliteit van een samenleving of een regime aan af te meten is de mate waarin oprechtheid en authenticiteit – de innerlijke en de uiterlijke waarachtigheid – met elkaar harmoniseren dan wel botsen. In een slechte samenleving en onder een slecht regime moet men een leugenachtig masker opzetten, wanneer men eerlijk tegenover zichzelf wil blijven.
Een anekdote die de Poolse filmmaker Krzysztof Zanussi me ooit vertelde en die me altijd is bijgebleven, geeft dat treffend weer. Zanussi – geboren vlak voor de Tweede Wereldoorlog en opgegroeid in de eerste jaren van communistisch Polen – vertelde me dat hij, net zoals andere kinderen uit zijn klas, opgevoed werd met een dubbele moraal. Er waren dingen die in de klas gezegd moesten worden en voor waar gepresenteerd moesten worden, ook al wist men heel goed dat zij onwaar waren. En er waren waarheden die voorbehouden bleven voor de huiselijke sfeer. Wat Zanussi’s ouders hem vertelden – en dat was toen heel gebruikelijk – was dit: leer je op school iets over biologie of fysica, dan mag je je leerkrachten vertrouwen. Leer je iets over geschiedenis, economie of politiek – kom dan bij ons maar eens navragen hoe het werkelijk zit. Het zorgde voor absurde taferelen waarbij kinderen op school boodschappen over geschiedenis en communisme declameerden waarvan ze thuis hadden vernomen dat ze onzinnig waren. Maar ze moesten meedoen met het spel, anders zouden sancties volgen. Participeren in de leugen was, met andere woorden, noodzakelijk voor het behoud van de kwaliteit van het leven, en soms voor het levensbehoud zelf.
Men kan zich veel situaties voorstellen waarbij het verkondigen van een leugen geen morele verwerping verdient. Oscar Wilde was zelfs van mening – en het was voor een keertje niet zijn ironische zelf die sprak – dat het teloorgaan van de leugen een kwalitatieve achteruitgang van het beschavingsniveau van een cultuur en samenleving impliceert. In zijn essay The Decay of Lying stelt hij dat liegen cruciaal is voor het creëren van grote kunst, en een wezenlijk onderdeel is van een beschaafde beschaving.
Toch is de teneur in verschillende ethische overtuigingen en theorieën dat liegen een kwalijk karakter heeft en leugenachtigheid van een kwalijk karakter getuigt. En dat heeft veel, zo niet alles, te maken met de gevolgen van de leugen voor de menselijke vrijheid. Willen we de morele problematiek van liegen begrijpen en het morele en maatschappelijke belang van waarachtigheid ten volle vatten, dan is het van het grootste belang om de relatie tussen leugen en verdrukking, tussen waarachtigheid en vrijheid onder de loep te nemen. Daartoe is niet enkel een beter begrip van liegen noodzakelijk, maar ook een goed begrip van vrijheid.
Door de eeuwen heen hebben filosofen talloze, vaak tegenstrijdige visies op vrijheid ontwikkeld. Voor de gelovige geldt vaak dat ware vrijheid in een godsvruchtig leven ligt. Voor de atheïst geldt veeleer het tegendeel. De gelovige vindt zijn vrijheid in religie. Maar voor een atheïst, zoals Ludwig Feuerbach, moeten we vrij zijn van religie om vrij te kunnen zijn als mens. Voor de communist is het kapitalisme een onderdrukkend regime. Wie onder het communisme geleefd heeft, weet wat een onderdrukkend regime werkelijk is. Hoe moeten we vrijheid begrijpen, wanneer er zoveel verschillende betekenissen aan worden gegeven.