Voorbij Afrika en Europa
Dat racisme springlevend is wordt keer op keer bewezen door publieke discussies rond vluchtelingen, terroristische aanslagen en ja, Zwarte Piet. De onlangs verschenen boeken Kritiek van de zwarte rede van Achille Mbembe en Ubuntu en Nelson Mandela: Afrikaanse filosofie van verzoening van Henk Haenen dragen bij aan het debat, met een weinig gehoord Afrikaans filosofisch perspectief op racisme.
Tekst: Caroline Dijkema
Kapitalisme objectiveert
Het feit dat velen het bestaan van Afrikaanse filosofie überhaupt verrast, illustreert het probleem dat zowel Mbembe als Haenen aankaart: alsof het Westen een patent heeft op de ‘rede’. Alleen al in het licht daarvan zijn beide boeken waardevol: ze demonstreren dat ‘westers denken’ allesbehalve een pleonasme is. Maar dragen Mbembe en Haenen ook bij aan een beter begrip van racisme?
Met zijn Kritiek van de zwarte rede neemt Mbembe een project op van kolossale proporties: een aanklacht tegen het hele westerse discours rond ras en tegen het kapitalisme. De verwijzing naar Immanuel Kants Kritiek van de zuivere rede laat er geen twijfel over bestaan dat Mbembe hoog inzet.
Woorden als ‘neger’, ‘zwarte’ en ‘donkere’ verwijzen nooit alleen naar een kleur;
ze roepen een hele constellatie van vooroordelen op
Mbembe betoogt vurig dat er in het westerse denken ten tijde van de Europese ontdekkingsreizen sprake was van een wisselwerking tussen kapitalisme en racisme. Hebzucht werkte rassendiscriminatie in de hand, met kolonisatie en slavernij tot gevolg. Sterker nog, kapitalisme was ─ en is ─ in de kern racistisch. Net als slaven toen worden wij allen door de werking van het kapitalisme ook vandaag tot economisch nuttige objecten gereduceerd, een proces dat Mbembe met gevoel voor provocatie ‘de vernegering van de wereld’ noemt. Deze globale ‘vernegering’ verwijst niet naar een kleur, maar naar het objectiverende effect van kapitalisme an sich.
Neger
De Kameroense Mbembe heeft gestudeerd aan de Sorbonne. Het mag dan ook weinig verbazing wekken dat het boek wemelt van de verwijzingen naar grote Franse filosofen. Wanneer hij beweert dat racisme door taal, in de vorm van discoursen, in stand wordt gehouden, is Foucaults invloed duidelijk zichtbaar. Fundamenteel voor Mbembe is dat er geen woord mogelijk is voor ‘neger’ dat recht doet aan zijn/haar bestaan als menselijk individu. Woorden als ‘neger’, ‘zwarte’, ‘donkere’ en dergelijke verwijzen volgens Mbembe nooit alleen naar een kleur; ze roepen altijd een hele constellatie van vooroordelen op. Dat zou bijvoorbeeld kunnen verklaren dat het verwijzen naar iemands ras bij veel mensen een nare bijsmaak oproept.
Mbembe roept die bijsmaak opzettelijk in het leven door in zijn boek consistent het woord ‘neger’ te gebruiken (vaak met hoofdletter en zonder aanhalingstekens). Dit stijlmiddel is heel effectief, omdat het demonstreert hoe subtiel dergelijk in taal verweven racisme eigenlijk is. Daarin ligt de waarde van dit boek: Mbembe slaagt erin het gevoel aan te spreken en de geniepigheid van racisme over te brengen. Dat is essentieel om discriminatie van welke vorm dan ook te begrijpen.
Kritiek van wat?
Dat Mbembe het morele gelijk aan zijn zijde heeft kan niet voorkomen dat zijn gepassioneerde tirades hun tol eisen. Hij schakelt snel tussen historische feiten rond slavernij en kolonialisme, zijn eigen ideeën over racisme en langdradige, agressieve beeldspraak. Dan zijn er de verwijzingen naar vermaarde postkoloniale denkers als Aimé Césaire en Frantz Fanon. Zij zetten Mbembes betoog weliswaar kracht bij, maar vereisen meer voorkennis over Césaire en Fanon dan van de gemiddelde lezer verwacht mag worden.
Wat bovenal afbreuk doet aan het betoog is dat Mbembe vaak slechts het gezond verstand aanspreekt zonder zijn stellingen met concrete argumenten te onderbouwen. Daardoor is het moeilijk zijn gedachtegang rechtlijnig weer te geven. Als Mbembe met zijn werk het hele westerse denken rondom ras en kapitalisme aan de kaak wil stellen, is hij er dan niet bij gebaat zijn stellingen helder uit te leggen? Of is de ultieme ironie van de Kritiek van de zwarte rede dat het nodig is uit een klassiek westers objectiviteitsdenken te stappen om tot de kern door te kunnen dringen?
Ik denk het niet. Uiteindelijk is Mbembes buitensporige gebruik van metaforen geen geleider van, maar obstakel voor begrip. Hoe de superioriteitsgedachte van de Europese kolonisten precies tot stand is gekomen blijft bovendien schimmig. Dat hij in de titel van zijn boek naar Kants Kritiek van de zuivere rede verwijst, impliceert dat Mbembe de invloed van het zogeheten subject-objectdenken, datin het Westerse denken sinds de verlichting de norm voor rationaliteit is geworden, op racisme onderkent. Toch verwijst Mbembe slechts tussen de regels door naar de relatie tussen deze westerse denktendensen en racisme, zonder dit verband expliciet te maken. Dat is onbevredigend.
Voedingsbodem voor racisme
Henk Haenen is veel minder ambitieus, maar kan wél verhelderen hoe westers denken en racisme verbonden zijn. In tegenstelling tot Mbembe en zijn Kritiek, maakt Haenen zijn doelstelling ─ te laten zien hoe ubuntufilosofie Nelson Mandela inspireerde in zijn strijd tegen de apartheid ─ meer dan waar.
Net als Mbembe stelt Haenen dat kapitalisme een doorslaggevende rol speelde in het kolonialisme en de daarop volgende segregatie in Zuid-Afrika. Anders dan Mbembe echter levert Haenen een grondige onderbouwing voor zijn betoog. Daardoor kan Haenen een genuanceerd beeld schetsen van de ingewikkelde machtsverhoudingen die kwamen kijken bij de opkomst van racistische denkbeelden en in welk filosofisch denkklimaat deze tot wasdom kwamen.
In een renaissancistische tijdsgeest waarin de zelfbeschikkingsidealen uit de klassieke Oudheid herleefden, kwam Descartes met het rationalistische en individualistische ‘ik denk, dus ik ben’. Hiermee stelde Descartes dat het eigen denken de enige zekerheid is; niet de zintuiglijke ervaring maar de rede was volgens hem de enige bron van kennis. Later creëerde Kant met zijn Kritiek een synthese van rationalisme en empirisme door te stellen dat kennis het product is van rede en ervaring: de rede is nodig om vorm te geven aan de inhoud van de zintuiglijke waarneming. Zo diepte Kant het idee van de gescheidenheid van de menselijke rede en ervaring verder uit, aldus Haenen.
Subject-objectdenken werkte bij Europeanen zelfverrijking,
kapitalisme en een gebrek aan medemenselijkheid in de hand
Dit wordt vaak gezien als de geboorte van het subject-objectdenken, dat sindsdien haast een monopoliepositie verkreeg in de westerse filosofie, wetenschap en cultuur. Ook kopstukken als Hume en Hegel dachten in tegenstellingen; misschien kan dit hun eurocentrisme en onverbloemde racisme verklaren. Het individualistische subject-objectdenken werkte bij Europeanen zelfverrijking, kapitalisme en een gebrek aan medemenselijkheid in de hand, stelt Haenen niet voor niets.
Anders dan Mbembe biedt Haenen een ondubbelzinnige verklaring voor de ontwikkeling van het typisch Europese gevoel van superioriteit: de verlichting had een impuls aan het geloof in het bestaan van objectieve waarheden en waarden gegeven, waardoor het idee dat er een goede of beschaafde (lees: Europese) manier van leven bestond tegenover een slechte of barbaarse de overhand kreeg. Zo kon het cartesiaans-kantiaanse denken zich volgens Haenen ontpoppen tot een rijke voedingsbodem voor racisme, onderwerping en uitbuiting.
Bezieling
Dit alles staat haaks op de Afrikaanse spirit van ubuntu, waarin geen plaats is voor hiërarchische opposities. Voor ubuntu zijn denken en wereld vervlochten, de natuur en objecten bezield, en mensen onderdeel van de natuurlijke wereldorde ─ niet haar heer en meester. De tegenstelling tussen Afrikaans en westers denken komt aan bod in Haenens duidelijke inleiding tot ubuntu. Die zet hij vervolgens in om Mandela’s politieke overtuigingen te verhelderen. Dat werkt twee kanten op: zijn analyse van Mandela’s denkbeelden laat ook zien waarom de westerse rede en de geest van ubuntu zo moeilijk verenigbaar zijn.
De titel Ubuntu en Nelson Mandela: Afrikaanse filosofie van verzoening is eigenlijk ongelukkig gekozen, want het boek behandelt veel meer dan die titel doet vermoeden. Interesse in Afrikaanse filosofie is, hoewel een pre, zeker geen vereiste om te kunnen profiteren van Haenens boek, aangezien zijn contrastering van Afrikaans denken met westers gedachtegoed ook veel inzicht geeft in de ontwikkeling van het westerse denken zelf. Bijna en passant slaagt Haenen erin de ontwikkeling van racistische denkbeelden te plaatsen in een ingewikkeld netwerk van invloeden, met als belangrijkste knooppunt het verlichtingsdenken en het daaraan verwante individualisme en kapitalisme.
Wat maakt ubuntu nu zo anders dan het westerse denken? Het begrip vindt zijn oorsprong in de Bantoetalen, en laat zich moeilijk vertalen. Het woord ‘ubuntu’ is een samenstelling van ‘ubu’, wat zoiets betekent als ‘zijn’, en ‘ntu’, wat staat voor iets als ‘bezieling’. Deze bezieling verbindt alles: mens, gemeenschap, natuur en geschiedenis. Want ubuntu is animistisch: álles heeft een ziel, niet alleen de mens. Ubuntu is dat wat in beweging brengt; de bezieling van het zijn.
Bij ubuntu staan gemeenschapszin, verbondenheid en harmonie altijd centraal. Als mens leef en handel je in een complex veld van invloeden, die stromen tussen iedereen en alles wat bestaat in verleden, heden en toekomst. Oftewel: ubuntu gaat niet uit van individualisme maar van gemeenschapszin; niet van verschil maar van verbondenheid. Juist vanwege een gebrek aan denken in termen van eigendom en individualisme waren Afrikaanse samenlevingen aanvankelijk weinig weerbaar tegen kolonisten, oppert Haenen.
Door zijn uitleg toe te spitsen op de westerse lezer weet Haenen dit alles redelijk helder over te brengen, voor zover dat mogelijk is met materie waarbij niet objectiviteit maar juist spiritualiteit en gevoel een grote rol spelen. Door veelvuldig Afrikaanse denkers zoals Mogobe Ramose aan te halen brengt hij de lezer in direct contact met Afrikaanse invalshoeken. En dat helpt om uit het westerse objectiviteitsdenken te stappen.
Wat volgt is een gedetailleerde geschiedvertelling over de zogeheten ‘long walk to freedom’ die Mandela en Zuid-Afrika in de vorige eeuw moesten maken. Haenen vertelt goed en duidelijk, en laat zien hoe de Zuid-Afrikaanse vrijheidsstrijd doordrongen was van ubuntu. Zo brengt hij deze filosofie verder tot leven. Haenen doet uitgebreid verslag van Mandela’s lange gevangenschap, hoe zijn partij het African National Congress zich verhield tot alle andere betrokken partijen, en het getouwtrek met het apartheidsregime.
Een specifieke interesse in de geschiedenis van Zuid-Afrika is voor dit deel van het boek meer van belang. Haenen geeft voor de lezer die nog weinig bekend is met het onderwerp soms wat weinig achtergrondinformatie over alle spelers in deze gecompliceerde decennialange politieke strijd. Daar staat tegenover dat Haenen er heel goed in slaagt om het politieke klimaat van die jaren weer te geven, op wereldschaal, en hoe de apartheid en anti-apartheidsbeweging daarmee verstrengeld was.
Open mind
Zowel Mbembes Kritiek als Haenens Ubuntu beoogt de lezer te laten zien hoe moeilijk het is ‘buiten’ westerse denkpatronen te stappen; want ─ oh, ironie! ─ alleen al ‘binnen’ tegenover ‘buiten’ plaatsen volstaat om ‘erin’ vast te blijven zitten. Beide auteurs laten echter zien hoe belangwekkend en belonend het is om toch te proberen elk dualisme los te laten.
Afgezien van de grote thematische overeenkomsten verschillen de boeken als dag en nacht. Mbembe giet zijn aanklacht tegen racisme in een continentale stijl die zo doorspekt is met metaforen dat het soms moeilijk is zijn gedachtegang te volgen. Maar misschien is het juist dit gebrek aan redelijke, kritische distantie waarmee Mbembe de lezer voor onverschilligheid behoedt en ervoor zorgt dat die doordrongen raakt van de problematiek.
Haenens gestructureerde geschiedvertelling is nuchterder van toon. Dat maakt zijn boek meer leesbaar, maar ook minder spannend. Door zijn punten in heldere en eenvoudigere taal uiteen te zetten, slaagt Haenen er beter in dan Mbembe om een interessante perspectiefwisseling teweeg te brengen. Toch heeft Haenens westers en wetenschappelijk aandoende stijl iets paradoxaals, omdat het boek nu juist de waarde van de Afrikaanse benadering wil aantonen. Misschien is het een offer dat hij moet brengen om zijn boek toegankelijk te maken voor een westers publiek; misschien is het simpelweg het gevolg van het feit dat hij zelf Europeaan is. Wellicht toont Haenen zo aan hoe geïntegreerd je bent in je eigen cultuur en denkwijze. Dat bewijst het belang van Afrikaanse (of in ieder geval anders-dan-westerse) filosofie. De beloning: een open mind.
Achille Mbembe, Kritiek van de Zwarte Rede. Uitgeverij Boom, 2015.
Henk Haenen, Ubuntu en Nelson Mandela: Afrikaanse filosofie van verzoening. Uitgeverij Damon, 2016.