Vers van de pers: ‘De erfenis is op’

0 Flares 0 Flares ×

Frank Ankersmit wordt (inter)nationaal erkend als een van de schaarse oorspronkelijke denkers van Nederlandse bodem. Hij vestigde zijn naam met De historische ervaring, waarin hij zijn theorie over representatie en/van      geschiedenis uiteen zet.  Leonie Wolters bevroeg de emeritus hoogleraar over zijn leven en gedachtegoed, wat is uitgemond in De erfenis is op. Binnenkort is het in de betere boekhandel te verkrijgen, maar wij mogen de lezer van iFilosofie nu al laten proeven van het vierde hoofdstuk, Representatie…

‘Representatie’?

Je moet letten op de etymologie van het woord ‘representatie’. Dat woord komt van het Latijnse ‘repraesentare’ dat letterlijk betekent het opnieuw (‘re-’) aanwezig of present maken van iets dat afwezig is. Dat dekt natuurlijk goed wat de historicus doet. Er was ooit een verleden dat nu niet meer bestaat. Toch is van het grootste belang dat we daar enig idee van hebben en dat we het dus dankzij de geschiedschrijving althans gedeeltelijk weer present kunnen maken. Wie het slachtoffer is van een totale amnesie en alle verleden vergeten is, zit met een handicap van formaat. Hij of zij staat dan volkomen gedesoriënteerd in het leven.

Aan de andere kant, alles is spannend en nieuw.

Er is een aardig grapje waarin iemand op bezoek komt bij iemand die die totale amnesie heeft en hem dan vraagt hoe het met hem gaat, waarop hij als antwoord krijgt: ‘Geweldig, ik ontmoet iedere dag nieuwe interessante mensen!’ Schrale troost, natuurlijk. De geschiedschrijving is het geheugen van de mensheid en even belangrijk voor de mensheid als ons geheugen voor ieder van ons is. ‘Sum qui memini’ (ik ben mijn herinneringen), zei Augustinus al. Je vindt het ook bij John Locke en heel Freuds psychoanalyse is natuurlijk op dit idee gebaseerd. Wat wij zijn, zijn we geworden en in dat wordingsproces ligt onze identiteit. Mensen als Bas Heijne vragen zich tegenwoordig heel zwaarwichtig en diepzinnig af wat ‘identiteit’ is en denken met die vraag iets heel nieuws aan te snijden. Maar dat is een oeroude vraag en het antwoord erop is helemaal niet zo moeilijk en raadselachtig. Tweeënhalve eeuw geleden wezen mensen als Herder en Hegel er al op dat de identiteit van een beschaving, een staat, natie of institutie in zijn geschiedenis ligt. Heel het historisme – tot op de huidige dag nog steeds de meest overtuigende geschiedfilosofie – is op dat inzicht gebaseerd. Dat is dus allemaal niet zo geheimzinnig. Dat laat onverlet dat het veel onderzoek en historisch debat vereist om vast te stellen wat de geschiedenis van een beschaving of van een land als Nederland precies is.

Ook daar kun je veel academische artikelen aan wijden.

Zeker. En die heb je allemaal nodig! Want je moet dan wel heel die geschiedenis – tot op de dag van vandaag – erbij betrekken en je niet beperken tot een bepaalde fase ervan, bijvoorbeeld de tijd die je toevallig leuk vindt of waarin jouw eigen land  succesvol was. Nee, de identiteit van een land wordt evenzeer door zijn mislukkingen als door zijn successen bepaald. De identiteit van ons land wordt evenzeer bepaald door de Tachtigjarige Oorlog als door de strijd tussen Protestant en Katholiek of door de recente massa-immigratie en het multiculturele drama. Niet alleen de littekens en schrammen uit het verleden, maar ook die we in het heden opliepen behoren tot onze identiteit. Uit de geschiedenis als basis voor een nationale identiteit kun je niet naar believen wat plukken, nee, het gaat om heel de geschiedenis. Al was het omdat daar, zoals steeds in de geschiedenis, alles met alles samenhangt. Wat zo’n beetje de wapenspreuk van de historicus is.

Je kunt nog een stapje verder gaan en zeggen dat de historicus, net als de psychoanalyse, tot taak heeft om wat onderdrukt werd en wordt in de voorstelling van het collectief verleden naar boven te halen. Doe je dat niet, dan blijft dat onderdrukte verleden rondspoken in de zelfervaring. In het geval van individuen resulteert dat in neuroses of zelfs trauma’s. En die hebben weer hun tegenhangers in hoe de natie zichzelf herinnert.

[…] Je moet niet verwachten hier ooit absolute en eeuwige zekerheden te vinden: ‘Definierbar ist nur was keine Geschichte hat, zoals Nietzsche zei. Maar van willekeur is ook weer geen sprake: over de geschiedenis kun je steeds een redelijk debat voeren op basis van harde feiten en rationele argumenten. En dat debat voert je steeds dichter bij ‘de waarheid’, ook al bereik je die nooit.

Maar die is volgens jou dus wel heel belangrijk voor het heden, de volledige historische waarheid.

Ja, en dat alles geldt ook voor het individu – denk maar aan Freud. Jeugdtrauma’s zijn even bepalend voor je identiteit als plezierige dingen. Maar zonder een besef van je identiteit is een zinvol leven niet mogelijk. Stel, je weet niet of je een generaal bij de artillerie, een boekverkoper of een vroedvrouw bent. Daar komen ongelukken van. Hetzelfde geldt voor een natie.

Op welke manier?

Op basis van de geschiedenis van hun land hebben politici een idee van wat de belangen, mogelijkheden en beperkingen van hun land zijn en wat de consequenties daarvan zijn voor toekomstig politiek handelen. Zoals de beroemde Duitse historicus Leopold von Ranke,  algemeen gezien als de Newton van de ‘historistische’ moderne geschiedwetenschap, het in zijn oratie van 1835 uitdrukte: ‘Demnach ist es die Aufgabe der Historie, das Wesen des Staates aus der Reihe der früheren Begebenheiten darzuthun und dasselbe zum Verständnis zu bringen, die der Politik aber nach erfolgtem Verständnis und gewonnener Erkenntnis es weiter zu entwickeln und zu vollenden.’ Dat is heel mooi en goed gezegd. Daar zie je hoe belangrijk de geschiedenis en de kennis ervan is. Groter dan van alle sociale wetenschappen (mijn excuses voor de contradictio in terminis) bij elkaar. Dat kunnen de geborneerde Schnabels van deze wereld met hun idiote plannen voor het geschiedonderwijs in hun zak steken.

Samenvattend, met de representatie die je hier en nu, in het heden maakt van het verleden, maak je het afwezige verleden weer present (als de representatie ervan), waardoor die representatie een brug kan slaan tussen het verleden, het heden waarin je nu leeft en de toekomst waaraan je vorm wilt geven.

Maar dat vermogen van de representatie om bruggen te slaan waar we die heel erg nodig hebben, geldt niet alleen voor de brug tussen verleden, heden en toekomst. Want hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de esthetische en de politieke representatie. Portretten worden geschilderd opdat de geportretteerde in effigie na zijn of haar dood of aanwezig is; je kijkt naar het portret en dan is het tot op zekere hoogte alsof je naar de geportretteerde zelf kijkt. Het portret maakt de overledene of afwezige weer aanwezig. En zo maken onze volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer het daar afwezige volk aanwezig. Ik zou daarom niet aarzelen om de representatie te zien als een werkelijk ‘existentiële’ categorie, die aan de wortel ligt van zeer veel in zowel het individuele als het collectieve menselijke bestaan. Ik zou de representatie daarom willen toevoegen aan Heideggers lijstje van ‘existentialen’ in zijn Sein und Zeit, zoals het ‘Sein zum Tode’, het ‘Geworfen-Sein, ‘Sorge’, ‘Angst’, ‘Eigentlichkeit’ en ‘Uneigentlichkeit’ enzovoort.

Toe maar.

Ik kan het nog uitdagender zeggen. Na de dood van het neokantianisme, honderd jaar geleden, spleet het Westerse denken in tweeën: sindsdien staat de Angelsaksische taalfilosofie tegenover de Continentale reflectie op de condition humaine. De eerste gaf ons helderheid zonder diepte; de tweede diepte zonder helderheid. Vanaf nu gaat het erom helderheid en diepte te combineren. Het begrip van de representatie biedt die combinatie.

Leonie Wolters, De woorden van Frank Ankersmit: De erfenis is op. ISVW Uitgevers, 2018.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Related Posts

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.59.54

Jeukwoorden

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.54.21

Husserl roept op tot actie

Para-doxale column René ten Bos: Kant

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.40.05

Een betondicht gesprek

Reageer