Veertig diepe gesprekken over leven en dood
De zin van het leven is een heel bijzonder boek. Het bevat veertig korte maar diepgaande gesprekken over de essentie van ons bestaan, begint met een verhaal dat je keel dichtschroeft en sluit af met een zevental inzichten, de wijze lessen uit alle reflecties over de zin van het leven.
Tekst: Rogier van der Wal
Eigen-dood-ervaring
Ik kan me nog goed herinneren dat ik het artikel dat Obbema schreef over zijn eigen ‘even dood-ervaring’ vorig jaar in een zaterdagse Volkskrant las. Hij beschrijft hoe hij dacht onkwetsbaar te zijn, als niet-roker en niet-drinker. De voorgaande dag had hij nog zeventig kilometer op zijn racefiets gezeten. Plotseling houdt zijn hart ermee op, rond één uur ’s nachts op 1 april, en hij heeft het geluk dat het zijn partner Carine opvalt. Die handelt adequaat en schakelt meteen hulpdiensten in. ‘In een mum van tijd rennen ten minste acht man naar vier-hoog. Prachtland’, schrijft Obbema dankbaar. En ook: ‘Keer op keer vraag ik Carine naar wat er is gebeurd. Langzaam dringt het tot me door dat ze een nieuwe betekenis heeft gegeven aan de uitdrukking “de vrouw van mijn leven”.’
‘De dood geeft urgentie aan ons bestaan en fungeert als aanjager van dankbaarheid’
Hij kan het dus navertellen, herstelt wonderwel. Dat is zeker geen vanzelfsprekendheid, want 80 procent van de gevallen overleeft het niet en 10 procent loopt – soms hele forse – hersenbeschadiging op. Maar met drie stents wordt hij opgelapt. Hij probeert vervolgens uit te vinden waar het door gekomen is, maar dat blijkt lastig. De stress van ruim een kwart eeuw dagbladjournalistiek blijkt voor de medici geen overtuigende verklaringsgrond, maar wat het dan wel geweest is kunnen zij ook niet echt aangeven. Zijn herstel verloopt grillig en de gedachte aan werk benauwt hem; hij prijst zich gelukkig dat zijn werkgever hem de ruimte biedt om tot zichzelf te komen. Tegelijk geeft hij eerlijk aan dat hij anders is gaan denken over de dood, hem zelfs is gaan waarderen en hem niet langer wegdrukt. Wat meer reflectie op de dood, stelt hij nuchter vast, kan geen kwaad.
De illusie van onsterfelijkheid
Obbema blijft zoeken naar antwoorden en gaat met een aantal totaal verschillende mensen in gesprek. Elk interview is los gepubliceerd in de Volkskrant, maar er bleek na veertig afleveringen bij de lezers grote behoefte aan bundeling. Werkelijk geslaagde, dieper gravende gesprekken over leven en dood vind je normaal maar sporadisch in de krant; nu was het elke week raak. En het vertrekpunt doet ertoe: wat Obbema zelf heeft meegemaakt resoneert vol mee in de gesprekken. Het leidt vrijwel steeds tot een speciale, tussen de regels doorklinkende verstandhouding tussen interviewer en geïnterviewde. Leven alsof er geen einde aan komt is goed, zegt Ivan Wolffers, we moeten de illusie van onsterfelijkheid koesteren. Maar toch – beiden weten uit ondervinding dat je jezelf daarmee eigenlijk voor de gek houdt. Obbema benoemt dat ook, maar Wolffers houdt voet bij stuk. Gaaf!
Alle gesprekken beslaan op papier zeven pagina’s en worden geflankeerd door grote foto’s van de geïnterviewden waarop ze allemaal hun ogen dicht hebben. Ze worden afgesloten met een leessuggestie van een boek dat op de geïnterviewden een diepe indruk heeft gemaakt. Dat alleen al levert een hele gevarieerde leeslijst op.
Doordenken over de dood
Enkelen van Obbema’s gesprekspartners zijn intussen al niet meer onder ons, zoals oud-minister en soefi Johannes Witteveen en psychiater Jan Mokkenstorm. De ene helft van de mensen is zelf op zoek gegaan naar de zin van het leven, de andere helft werd er door tegenslag toe gedwongen daar dieper over na te denken. We komen bekende en minder bekende Nederlanders (en zelfs een enkele Vlaming) tegen, en elk interview bevat wel een verrassende observatie, een mooie metafoor of een doordenkertje. Obbema bevraagt Kim Putters, Joke Hermsen, Vincent Icke, Christa Anbeek… En bijvoorbeeld ook Henk Blanken, die lijdt aan parkinson en op dit moment volop in het nieuws is vanwege zijn bij De Correspondent verschenen boek over doodgaan, Beginnen over het einde. Blanken zegt tegen een enigszins verraste Obbema dat hij zijn ziekte niet had willen missen.
Niet-weten is ook mooi
Boeiend is dat sommige gesprekspartners diametraal tegenovergestelde ideeën hebben. Zo karakteriseert A.L. Snijders, de schrijver van Zeer Korte Verhalen, het leven als ‘een klein spleetje licht tussen twee eeuwige perioden van duisternis’ en ziet medium Maria Riemen het heden juist als een duistere tijd tussen twee perioden van licht. Zij zegt: ‘Zo leuk is het hier niet. Er is geen gerechtigheid op aarde. Die is er gelukkig wel aan de goddelijke kant.’ Er is meer beeldspraak: schrijfster Bregje Hofstede noemt het leven ‘een dunne draad die over een complete leegte loopt’ en ziet God als een trui die de mens voor zichzelf gebreid heeft om zijn naaktheid te verhullen. Filosoof en cabaretier Tim Fransen roept ons op bewust te zijn van onze kwetsbaarheid en ziet zijn medemensen als ‘broeders in de dood’ – merkwaardig genoeg ontbreken de zusters hier.
Obbema besluit zijn boek met een epiloog waarin hij uit de gesprekken zeven inzichten destilleert. Hij hoopte op geruststellende gedachten die hem houvast zouden kunnen bieden en oogstte een berg levenswijsheid, maar geen eenduidige antwoorden. Wel benadrukt nagenoeg iedereen het belang van verbindingen, die we ook nodig hebben met het oog op onze eigen kwetsbaarheid. Tegelijk beschikken we over veel veerkracht en hebben we veel om dankbaar voor te zijn. Wetenschap kent zijn beperkingen, religie verdient herwaardering. De dood geeft urgentie aan ons bestaan en fungeert daarnaast als aanjager van dankbaarheid. Over de zin van het leven citeert Obbema aan het slot instemmend theologe Claartje Kruijff: ‘Het niet-weten is ook mooi, dan kun je leren.’ Wat een boek!