Tussen moed en moedeloosheid
‘We leven in historische tijden.’ De huidige samenleving wordt geteisterd door onrust, angst, verandering, meningsverschillen en bovenal: onwetendheid. Het coronavirus kan gezien worden als ‘nationale karaktertest’. De uitkomst van die test? Matig. ‘We balanceren ergens tussen moed en moedeloosheid.’
Tekst: Andrea Reuvers
Een ware ideeënorgie
In zijn zojuist verschenen boek De coronastorm analyseert René ten Bos, voormalig Denker des Vaderlands en hoogleraar Filosofie aan de Radboud Universiteit, de ‘ideeënorgie’ die als gevolg van de huidige pandemie zowel onder ‘het gewone volk’ als onder filosofen losbarstte. Er wordt van alles geroepen, over het virus en over de ziekte COVID-19 die het virus veroorzaakt. Een lappendeken aan meningen. Iedereen komt langs, en doet zijn woordje: radicalen, gematigden, onverschilligen en complottheoristen. Politici, deskundigen, filosofen en de gewone man. Iedereen vindt iets, iedereen voelt iets, maar niemand weet precies wat.
Causaal simplisme
Ten Bos reageert ook, en misschien wel voornamelijk, op het huidige politieke discours, dat wordt getypeerd door oorlogstaal en causaal simplisme. Het virus wordt beschouwd als de grote killer die mensen doodt. De ‘helden aan het front’ (oftewel de artsen en verpleegkundigen) doen er alles aan om het aantal ‘slachtoffers’ te beperken. Het vermoeden is dat mensen uiteindelijk sterven aan een overreactie van het eigen immuunsysteem op het virus. De COVID-patiënten vallen dus als het ware zichzelf aan. Sterven wij dan aan het virus, of sterven we ermee? Politici zijn geneigd enkel het eerste te denken, stelt Ten Bos. Waar is hun gevoel voor multicausaliteit?
De oorlogstaal – die doorsijpelt in alle spleten van de samenleving – beoordeelt Ten Bos als een halfslachtige manier om de moed erin te houden. Tijdens de persconferentie van 21 april 2020 ziet onze minister-president Mark Rutte zichzelf voor duivelse dilemma’s staan. Maar deze laten hem niet twijfelen over zijn volgende uitspraak: ‘Eerst de volksgezondheid, en dan de rest.’ We kunnen er heel filosofisch over doen, stelt Rutte, maar als we ons niet aan de boodschap van de anderhalvemetersamenleving houden, zal het virus blijven overspringen. Ten Bos interpreteert de woorden van de minister-president als een oproep om te stoppen met filosoferen. ‘Toen hij dat zei,’ schrijft Ten Bos, ‘dacht ik meteen dat we dat beter níét konden doen. Dit boek is een directe reactie op Ruttes stupide opmerking.’
De vraag die hieruit voortkomt is wat we moeten denken over Ten Bos’ interpretatie van Ruttes betoog. Rutte zegt niet letterlijk dat we moeten stoppen met filosoferen, hij zegt enkel dat filosofisch doen een virus niet tegenhoudt, en dat lijkt me moeilijk te ontkennen.
Een klein, filosofisch corona-alfabet
Met z’n allen zijn we ‘coronagetuigen’, ondergedompeld in een crisis waarvan we de gevolgen nog niet goed kunnen overzien. ‘De crisis is als een vloeibare legpuzzel waarvan de stukjes geen duidelijke contouren en beeltenissen hebben,’ schrijft Ten Bos. ‘Toch moeten we iets bij en in elkaar zien te leggen, en een woordenboek is mogelijk een begin.’
De coronastorm is daarom opgezet als ‘klein filosofisch corona-alfabet’, zoals Ten Bos het noemt. Hiermee treedt hij in de voetsporen van de Franse filosoof Voltaire, die in de 18e eeuw zijn Dictionnaire philosophique schreef, een filosofisch woordenboek waarmee hij wilde amuseren, een beetje ergeren, maar vooral houvast wilde bieden. Ten Bos’ doel is soortgelijk:
‘Voor mij is dit coronawoordenboek door zijn alfabetische structuur een soort gereedschapskist die me in staat moet stellen me enigszins te verhouden tot de veelkoppige dimensie van de crisis.’
Met humor en een vlotte pen definieert Ten Bos een redelijk willekeurig lijstje woorden, beginnend bij de A van ‘Angst’, via de L van ‘Lepra’ en de R van ‘Rommel’, tot aan de Z van ‘Zoönose’. Knap genoeg levert de verzameling een holistische beschrijving van de coronacrisis op.
Ten Bos hoopt de lezer aan te sporen om zelf verder voort te bouwen op zijn gedachten. Reacties zijn van harte welkom, schrijft hij. Maar de reacties moeten wel voldoen aan wat hij zelf noemt ‘bepaalde wetenschappelijke en filosofische eisen’. Wat die eisen precies zijn bespreekt hij vervolgens niet. Of ik eigenlijk wel mag reageren, weet ik dus niet. Als uitgesproken scepticus legt Ten Bos de wetenschap verderop in het boek juist weer onder de loep en concludeert: ‘Wetenschap is mensenwerk en niet een of andere zuivere en transcendente exercitie.’
Toch begrijp ik ergens het willen uitsluiten van ‘klinkklare idiotie’, om ongenuanceerdheid, tunnelvisie en het eerder genoemde causaal simplisme te mijden. In de coronadebatten leveren, net als in de filosofie, enkel de goed onderbouwde argumenten een vruchtbare discussie op.
Gezondheid als hoogste waarde
In de coronadiscussie, op welke manier deze ook wordt gevoerd, zijn de meesten het eens over één ding: gezondheid is de hoogste waarde. Fysieke gezondheid, welteverstaan. Hoe kunnen we dit duiden?
Volgens Ten Bos werkt het als volgt: De V (‘Volksgezondheid’) in ‘RIVM’ wordt veel belangrijker geacht dan de M (‘Milieu’), omdat de gevaren die inherent zijn aan de V concreter en tastbaarder zijn dan die aan de M. Maatregelen die de V betreffen leiden tot snelle resultaten, die ‘oplossingen’ worden genoemd (denk aan de ‘anderhalvemeteroplossing’). Wanneer het meer abstracte, de M, echter niet (voldoende) in beschouwing wordt genomen, dan gaan we nooit écht iets kunnen veranderen aan de V en is de kans groot dat er na dit virus nog vele andere virussen volgen. We moeten in plaats van curatief, preventief gaan handelen.
Maar, zoals gezegd, we willen grip en houvast. En een meer sciëntistische benadering van het lichaam en het virus geeft meer grip dan een alomvattende benadering. Om die reden lijkt de constructivist (die stelt dat de levensstijl en omgeving een rol spelen bij het bepalen van iemands gezondheid) in deze crisistijden het onderspit te delven: de gezondheidszorg glijdt richting naturalisme. Binnen deze visie dient gezondheid puur descriptief benaderd te worden, ‘op basis van bepaalde wetenschappelijk geaccepteerde ideeën over biologische functies’. De nadruk ligt dus op de V, en sterker nog: op het fysieke aspect van de V. (Ik herhaal: ‘Eerst de volksgezondheid, en dan de rest.’)
Grappig genoeg – maar evengoed schrijnend – wordt deze fysieke gezondheid van de samenleving nagestreefd door afstand van elkaar te houden, wat dan juist weer erg ongezond is. De huid is namelijk ons belangrijkste orgaan, ons ‘identiteitsmembraan’, en heeft aanraking nodig om ons welzijn te garanderen. In het hoofdstuk ‘Intimiteit’ legt Ten Bos uit hoe de anderhalvemetersamenleving, die getypeerd wordt door respect (iets dat afstand als mogelijkheidsvoorwaarde heeft), deze belangrijke functie van de huid ondermijnt.
De luxe van de filosoof
‘Deskundigen’ definieert Ten Bos als ‘mensen die het ook niet weten, maar die hun uiterste best doen dit te verdoezelen’. Moeiteloos springen ze van het ene weten over op het andere, zolang er maar een methodologische verantwoording aan te pas komt.
De luxe van de filosoof is dat hij of zij het net zo goed niet weet, maar dit in geen geval hoeft te verdoezelen. De denker hoeft niet met waarheden of oplossingen te komen, maar hoeft enkel vanaf een afstandje (zeg 1,5 meter) te beschouwen en te reflecteren. Pas wanneer we terugstappen en op metaniveau naar de crisis kijken, zien we dat we niet enkel te maken hebben met een virus, maar met een heleboel crises die samen met het virus in gang worden gezet.
Ten Bos verhoudt zich tot deze crises ten eerste door te nuanceren. Waar nu zekerheden en waarheden worden verkondigd, zet hij waarschijnlijkheden in de plaats. In die zin is De coronastorm een boek tegen radicalisme en hysterie in de samenleving. Dat is goed, denk ik, want met paniek schieten we niets op.
Toch poneert Ten Bos als zelfbenoemde scepticus redelijk wat stellige argumenten. Zo stelt hij bijvoorbeeld dat er een diffuus soort fascisme heerst – hij noemt het ‘coronafascisme’ – dat ‘parasiteert op angsten die we allemaal hebben’. Een behoorlijke uitspraak, die hij met opmerkingen als de volgende weer aan het wankelen brengt: ‘Iedereen die beweert dat hij of zij weet hoe het zit, moeten we de rug toekeren.’ Want ‘zekerheid en waarheid zijn in coronatijden niet subtiel genoeg’.
Het dubbelzinnige in de manier waarop Ten Bos zich tot de crisis verhoudt, is wellicht het gevolg van zijn wens om, net als Voltaire, met zijn werk te ergeren. Te prikken. ‘Een filosoof dient te parasiteren,’ stelt Ten Bos, ‘en niet te genezen.’ Hij is daar, naar mijn idee, uitstekend in geslaagd.
De coronastorm
René ten Bos
Uitgeverij: Boom Filosofie
Jaar: 2020
De storm die door het coronavirus in lichamen wordt veroorzaakt, lijkt op de storm die de epidemie in de samenleving veroorzaakt. Voormalig denker des vaderlands René ten Bos (60) stelt zich in dit boek op als een stormjager die verklaringen probeert te geven voor wat er in het lichaam van COVID-patiënten en in de samenleving als geheel gebeurt…