De stad van de aristocratische rust: wandelen met Nietzsche in Turijn vervolgd
Erkenning voor il filosofo
Vanaf de brug loop je de enorme Piazza Vittoria Veneto op. In de noordwesthoek, onder de arcade, is het favoriete café van Nietzsche te vinden, Caffè Elena. Van hieruit kon hij het hele plein overzien. De zon schijnt fel, ik zoek een tafeltje in de schaduw van de zuilengalerij. Feitelijk een overdekte wandelpromenade die zich vanaf het plein zo’n tien kilometer door het centrum uitstrekt. Een bonte stoet mensen slentert keuvelend voorbij. Een beeldschone Turijnse serveert een macchiato. Nietzsche zou haar Ariadne hebben genoemd.
Onderwijl lees ik zijn brieven geschreven vanuit Turijn. Eentje is gedateerd 13 mei 1888, vandaag is het de 14e. Nietzsche is opgewekt omdat op datzelfde moment aan de universiteit van Kopenhagen colleges worden gegeven over zijn werk. Veel belangstelling, propvolle zalen. Serieuze aandacht, eindelijk! Hoe onafhankelijk hij zichzelf ook vindt en hoe groots hij zijn eigen werk ook ziet, een onbewogen denker uit de bergen is hij allerminst. De lessen van Zarathoestra –jezelf niet prijsgeven aan de markt van opinies, maar werken aan zelfoverstijging – ten spijt. Nietzsche smachtte naar erkenning.
In het café vraag ik of ze Nietzsche kennen, il filosofo? De barista, met opgetrokken wenkbrauwen in de stoom van koffieapparaten, antwoordt bevestigend. Ja die kennen ze wel, die zat hier toch ooit? Maar wat-ie schreef, geen idee. Het is duidelijk dat de filosoof hier niet wordt ingezet om de nering te promoten. Wat overigens helemaal niet nodig lijkt, het is inmiddels afgeladen vol. Ik gebruik de lunch, schrijf verder en zet een lachende Ariadne op de foto met Nietzsches brieven.
Weg van Duitsland en de wetenschap
Op weg naar de via Carlo Alberto, naar het huis waar Nietzsche een kamer huurde. Een drukke markt met lokale ambachtelijke producten vult vandaag het aangrenzende plein. Aan het betreffende huis, in questa casa, een grote gedenkplaat voor Federico Nietzsche en ‘de creatieve uren die de geniale geest er gehad heeft toen hij er zijn Ecce Homo schreef’, en ‘zich heroïsch het onbekende toe-eigende’ dan wel erdoor ‘tot heldendom kwam’ of iets dergelijks. Onthuld ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag.
Dat gebeurde op een verdachte datum: 15 oktober 1944. Toen lag Turijn in zowat het laatste stuk Italië dat nog onder controle van de nazi’s stond. Des te opvallender dat Nietzsche ook hier geen Duits filosoof genoemd wordt. Ongetwijfeld omdat de nazi’s en fascisten er hun internationale ‘neutrale’ bloedbroederschap mee wilden symboliseren.
Onbedoeld was het voor de zwervende wereldburger Nietzsche niet meer dan terecht. Hij foeterde op alles wat Duits was en hij wilde er in Turijn al helemaal niet mee geconfronteerd. In Ecce Homo schrijft hij: ‘Stel nu, ik stap mijn huis uit, en ik zou, in plaats van het verstilde, aristocratische Turijn, een kleine stad in Duitsland aantreffen: mijn instinct zou een barricade moeten opwerpen, om op afstand te houden wat er allemaal uit deze platgedrukte lafhartige wereld komt opdringen.’
Palazzo Garignano uit 1680, het gebouw waar Nietzsche vanuit zijn kamer op uitkeek. Aan de achterkant is de plek waar zijn denkende leven in 1889 zo dramatisch eindigt. In een winterse setting met sneeuw is het overtuigend afgebeeld in de literaire strip over Nietzsche van Michel Onfray en Maximilien Le Roy. Nu schijnt de zon op de via Academia della Scienze. Waar anders krankzinnig worden dan op de straat die het huis van de wetenschap eert? Diezelfde wetenschap vertekende volgens Nietzsche het wereldbeeld, belemmerde het meervoudig denken en beperkte het leven genadeloos. Als gevolg daarvan delfde het vrije individu, door uitmuntende verleiding tot het doen wat anderen doen, het onderspit.
Vandaag geen zware gedachten op deze historische plek. Het aanliggende Piazza Carignano, waar de straat zonder begrenzing in over gaat, heeft volle terrassen. Wandelaars houden hun pas in om te kijken naar de dansers van een straattheater, iemand zingt een lied en kinderen rennen achter een bal aan. Een momentopname van een ander type wetenschap, een vrolijke, la gaya scienza, een wetenschap van diepzinnigheid en baldadigheid, van het leven zelf.
Architectuur van ja-zeggen
Apocalyptisch hagelonweer trekt zich plots samen boven de stad. Zonbeschenen gebouwen krijgen een zwarte omlijsting. Niemand haast zich of lijkt zich er maar iets van aan te trekken. Even later begrijp ik het: bijna iedereen begeeft zich in alle rust naar de arcades. Ik niet, rennend naar het natuurhistorisch museum, dat gesloten blijkt. Een nabij gelegen cafetaria brengt uitkomst. M’n zoveelste macchiato van de dag.De vraag die me bezig houdt: waarom zag Nietzsche in de zeventiende-eeuwse arcades en de negentiende-eeuwse winkelpassages eigenlijk een architectuur van ja-zeggen en geen dagenraad van het kapitalistische (de nieuwe Grote Waarheid na het christendom), zoals Walter Benjamin een paar decennia later? Het antwoord komt aan tafel in het restaurant onder de kamer van Nietzsche, in gesprek met Cosimo en Sonia Clemente, waarvan ik het appartement huur. Zij vertellen me dat de winkelpassages een voorzetting zijn van de arcades die speciaal door en voor de Savoyes zijn aangelegd. Eén zijde, die voor de koningin, zelfs geheel zonder onderbrekingen. Zij kon vanuit het paleis kilometers overdekt naar de Po wandelen.
Deze ongebreidelde macht en grandeur, de ultieme vrijheid van een enkeling om dit totaalontwerp te verwezenlijken, is wat Nietzsche als fysieke metafoor ongetwijfeld aansprak en wat hij bedoelt met ‘één smaak van hof en adel’ die nog steeds aristocratische rust oplevert. Die vrijheid tot het eigen ontwerp, tot het worden wie we zijn, daar gaat het bij Nietzsche uiteindelijk om. Even afgezien van het leger arbeiders dat er voor nodig was om de vorst van Savoye zichzelf te laten zijn – om zulke solidariteitsgedachten ging het Nietzsche niet. We kunnen allemaal, ongeacht positie of rang, koning van Savoye zijn. Als we het lef maar hebben. Niet gestoord door de bedrieglijke vraag of iets goed of juist is om te doen, wat de waarheid is, hoe we ons het beste kunnen gedragen en waar we het allemaal voor doen.
Roes en chaos
Aan Cosimo, bankier van beroep en fervent kunstschilder in zijn vrije tijd (het hele appartement hangt vol met zijn werk) schets ik het belang van Nietzsches Die Geburt der Tragödie (1872) voor de beeldende kunst. Kunst kon vanaf dat moment met een schone lei beginnen, bevrijd van het schoonheidsideaal, nu als vormvrije uiting van de individuele emotie. Het werd het manifest van de expressionisten: verbinding met de natuur en vanuit de dionysische roes en creatieve chaos jezelf bevrijden uit de religieuze en industriële dwangmatigheid.
Op het volle terras komen we tot de conclusie dat Die Geburt nog steeds actueel is, misschien in omgekeerde zin. Roes en chaos zijn inmiddels tot algemene norm geworden, maar in een technische binnensfeer en van de omringende natuur afgesneden. Als gebruiksartikel en in een technische gedaante (gericht op pijnloosheid, op het voorkomen van onlust, nadruk op ‘leuk’ en ‘fijn’) helpt het dionysische niet meer om een vrije geest te worden of blijven. Die Geburt gaat over een weg naar buiten, over aansluiting op de natuurlijke veelvoudigheid van de wereld, en de noodzaak om weer van jezelf bezit te nemen. Inclusief pijnlijke barensweeën die nu eenmaal met bevrijding gepaard gaan, concluderen we genoegzaam achterover leunend. De gedachtewisseling gaat op in de vrolijke geluiden van het plein. Ook op deze plek een foto met Nietzsches brieven.
De weg naar buiten voert de volgende dag naar de heuvels ten oosten van Turijn. Ik ga voor het enige bospad dat al onverhard aan de Po begint en grappig genoeg min of meer in het verlengde ligt van de via F. Nietzsche. Op een kaart vind ik een route die een onvermoeid wandelaar als Nietzsche vanuit het centrum gelopen kan hebben. Vier tot zes uur liep hij met gemak in een hoog tempo, al was het maar om zich door overmatige inspanning te bevrijden van een reeks lichamelijke ongemakken. Verlost van die fysieke kluisters, kon hij zijn innerlijk openen voor het omvattende buiten. Hoe rijker dat innerlijk, stelt Nietzsche, des te veelstemmiger het lichaam en des te meer werkt de gelijkmatigheid van de natuur op je in.
In Menschliches, Allzumenschliches spreekt hij met Goethe over de ‘moderne ziel’ die meer dan ooit daarvoor door de natuur bevredigd wordt en er vrijheid kan oefenen. De natuurmens van Rousseau daarentegen, de lofzang van de verlichte filosoof ten spijt, was niet vrij, maar volgens Nietzsche gekluisterd aan de natuur, de gebiedende god van weleer, zoals wij dat nu zijn aan alle zelfverzonnen regels. Rousseau, eveneens afstandswandelaar, liep hier een eeuw eerder ook. Daarover in de brieven geen schampere opmerkingen van Nietzsche, die weinig met hem op had. Nietzsche was te opgewekt op dat moment, zich als moderne ziel onderdompelend in de overvloed aan bloesem van acacia, vlier en kers. Verder alleen maar uitbundig water en loofbomen: eik, esdoorn, populier, tamme kastanje.
Na een wandeling door lommerrijke, maar door het onweer en hagel van gisteren gemaltraiteerde bossen, over tientallen beekjes, ben ik beland in een uitverkochte trattoria op ruim een halve kilometer hoogte boven Turijn. Zondag, pinksterdag: de hele streek eet uit, het naburige slow food toprestaurant Bel Deuit is ook volzet. Het is een gehucht vlakbij de Superga basiliek (niet bekeken, achttiende-eeuwse stuc, door mindere goden beschilderd). Eigenlijk een uitkijkpost voor een Savoye die de Franse bezetter uit Turijn moest verjagen en daarna op die plek zijn mausoleum heeft gebouwd. Ondanks het vorstelijke gebaar, zal Nietzsche z’n neus voor deze religieuze schmuck hebben opgehaald.
Niet voor het uitzicht
Op zijn wandelingen moet hij hier het beeld bevestigd hebben gezien van de Turijnse wegen die linea recta weglopen in de Alpen. Perspectivisch lijkt het letterlijk zo te zijn. Een grandioos uitzicht op de stad, die geluidloos glinstert in de vlakte. De besneeuwde bergen op de achtergrond zijn prachtig uitgelicht. Alpenlucht die honderd jaar geleden de straten van de stad nog bereikte, kun je hier inademen, ze botst tegen deze heuvels. Mogelijk heeft Nietzsche zijn neus ook niet opgehaald voor de fantastische, grafische, ik zou zeggen, ‘apollinische’ koepel van de dom, nauwelijks zichtbaar vanaf hier. Het meesterlijke bedrog van de lijkwade in dezelfde ruimte, als toegift: een optimum van de valsemunterij die hij bestreed.
Als een zonderling heb ik in alle drukte toch een plaats bedongen bij de trattoria. Weliswaar op de meest ongunstige plek, op een klein terras vlakbij de entree, maar vooral aardig om alle drommen families met zingende feestende kinderen en al, in en uit te zien gaan. De middag breekt langzaam op, ik neem nog een foto van ober Niccolo, die alle Nietzsche-plekken in de stad blijkt te kennen, met de bekende Turijnse brieven in de hand.
De terugweg verloopt in een wattige euforie en onder een weldadige namiddagzon. De beekjes kletteren meer dan vanochtend, hagedissen ritselen langs het pad. Het bos is zo stil als de stad in de vlakte. Ook een prachtplek voor Dionysus, bedenk ik me. Die heeft hier een mooi theater, een ruimte waar alles samenvalt: zonlicht, planten, bomen, vogels, water, het denkende lichaam, geuren; alles in beweging, nooit hetzelfde.
Voor Nietzsche was de natuurliefhebber, wandelaar en vooral Europeaan Goethe zo’n Dionysus-figuur die dat allemaal samenbracht in poëzie en literatuur. In Götterdämmerung schrijft Nietzsche: ‘Wat hij wilde, was totaliteit; hij bestreed het uit-elkaar-gaan van verstand, sensualiteit, gevoel en wil; (…) door discipline werd hij één geheel, schiep hij zichzelf.’ Ik probeer de omgeving ook als totaliteit in me op te zuigen en daal met dionysische tred en zowaar met een gelijkmatig gemoed verder de berg af.
Nu op het balkon met uitzicht op de heuvel met de basiliek, het parcours van vandaag. Vanuit het appartement zo’n tien kilometer heuvel op en tien af. Wat heb ik van de afgelopen dagen geleerd? Nonsensvraag volgens Nietzsche. Ik stel me voor wat hij me zou zeggen:
‘Geleerd? Je bent alleen maar met jezelf bezig geweest. Voor wie schrijf je dit eigenlijk, om te laten zien dat je levenskunstenaar bent? Iets van filosofie afweet? Bewijzen dat je je een paar dagen onafhankelijk in een vreemde stad kunt handhaven? Schrijven om jezelf interessant te maken? Een persoonlijke waarheid aan het creëren dus, met mij als motief. Iets uit mij naar eigen behoeften klaarstoven…
Allemaal best, als je tenminste een experimentele ontwikkeling beoogt van je eigen mogelijkheden, maar is dat het geval? Alleen als je dit als een voortdurend worden, veranderen, praktiseert, de aarde centraal stelt en tegenover gehoorzaamheid een moraal stelt van scheppende bevelen, heeft het effect. Mijn boek in handen stoppen van mensen en ze op de foto vastleggen is zo’n scheppend bevel, althans binnen dit verhaal, maar of ík er iets mee opschiet? Laten zij mij eerst maar ’s gaan lezen. Niet dat ik dat verwacht, zelfs mijn beste vrienden lazen me niet, althans ze bestudeerden mijn geschriften niet. Want dán pas gebeurt er wat. Hoe dan ook, het werk staat op zichzelf en iedereen kan erbij. Iedereen die zichzelf compromisloos durft te bekijken. Wat er gebeurt, als je mijn boeken leest?
Er ontstaat een vrijgeworden geest, die weer van zichzelf bezit neemt. Als je een zelf wilt, dan word je een zelf! Neem deze stad als voorbeeld van dat denken: heldere lijnen, kleuren en luchten. Compromisloze architectuur, net als in de wereldliteratuur is bijval van anderen daarvoor niet nodig geweest. Sterker nog, die bijval willen we helemaal niet, het gaat erom je met je eigen waarheid te engageren en niet te zoeken naar goedkeuring. Ik ben hier de koning van Savoye geweest en heb de stad weer voor mijzelf opgeëist. Dat heeft mooi werk opgeleverd. Helaas ook mijn eindpunt, maar in de stijl van een Griekse tragedie, de held dramatisch ten onder.
Hoe het zij, het was optimaal werken hier, in deze kleurige, zuivere helderheid. Leef ieder moment zodanig intensief, dat je het graag eindeloos wéér zo zou willen leven. Dat vraagt om intens levensvol scheppen. Oefenen dus, wat je leeftijd ook is, het is een lange weg tot die rijpe vrijheid van geest, die evenzeer zelfbeheersing van het hart is en die mogelijkheden opent voor veel en tegengestelde denkwijzen. Blijven oefenen en volhouden in het vermijden van modellen, dan die van jezelf. En ook die moet je weer durven loslaten, zo blijf je in beweging. Welzijn put je uit het opofferen van die zelfgecreëerde zekerheden aan je eigen onuitputtelijkheid. En blijven wandelen, daarmee beweeg je de aarde.
Ciao, en spreek het langgerekt uit, dan luisteren ze naar je.
N.’