De stad van de aristocratische rust: wandelen met Nietzsche in Turijn
Turijn is een Nietzsche stad. Er zijn er meer: Nice, Milaan, Genua, Napels, Rome, Venetië, Sorrento. Maar Turijn is zijn stad, vanaf het moment dat hij uit de trein stapt. Onlangs reisde ik drie dagen lang Nietzsche na, in de stad zelf, langs de Po en in de omliggende heuvels, langs het huis waar hij werkte en op het terras zijn favoriete café. Op zoek naar verbanden met zijn filosofische werk.
Tekst: Eric Brinckmann
‘[Turijn is] een stad naar mijn hart’, schreef Nietzsche in 1888 in een van zijn brieven. ‘Men kan een halfuur achtereen door hoge zuilengangen lopen. Alles hier is open en ruim van opzet, vooral de pleinen, zodat je midden in de stad een trots gevoel van vrijheid krijgt.’ Nietzsche voelde zich er direct thuis. Maar Turijn werd ook de stad waar hij een jaar later een geestelijke inzinking kreeg en huilend een mishandeld paard om de nek zou vallen. Of dat werkelijk zo gebeurde is niet duidelijk, maar vast staat dat hij in Turijn instortte en er niet meer van herstelde.
Aan dit drama ging een productieve periode in Nietzsches leven vooraf. In Turijn werkte hij een aantal van zijn boeken bij, verzamelt hij materiaal en schetst hij als een bezetene het nooit voltooide Umwertung aller Werte. Ook schreef Nietzsche er zijn autobiografische Ecce Homo, een eigengereid overzicht van zijn werk en leven, een overzicht dat de stad kennelijk in hem opwekte. Hij ervoer Turijn in de herfst als een bandeloze, zuivere volkomenheid en ‘een plek waar overal de gelegenheid bestaat om te putten uit stromende bronnen.’ Ecce Homo weerspiegelde het overzichtelijke Romeinse stratenplan met de uniforme architectuur van Turijn.
In een brief noemde Nietzsche Turijn bovendien ‘een klassieke plaats, niet slechts voor de ogen maar ook voor de voeten!’ Belangrijk, want Nietzsche was immers een raswandelaar. Al wandelend noteerde hij zijn ingevingen en ‘schreef’ hij zijn boeken, waarin de frisse buitenlucht te ademen moest zijn. De wandelaar stond bij Nietzsche niet alleen voor gezonde lichaamsbeweging en frisse lucht, maar voor een levenshouding die opgewekt een meervoudige wereld omhelst.
In Der Wanderer und sein Schatten uit 1880 is de wandelaar op de langste dag in gesprek met zijn schaduw. Die dag is er het meeste licht, maar toch is er geen tijd te verliezen, zo vaak spreken ze elkaar namelijk niet. De boodschap is duidelijk: geen schaduw zonder licht. Zolang het licht is, is de wandelaar koning, zijn schaduw vorst. Wandelend in het licht zijn zij beiden vrij.
In en om Turijn, schitterend van vrijheid en licht, kon dat volgens Nietzsche als nergens anders: ‘En dat men midden in de stad de besneeuwde Alpen kan zien! Dat de straten daar lijnrecht heen lijken te voeren! De lucht is droog en subliem helder. Ik had nooit geloofd dat een stad door licht zo mooi kon worden.’
Dichter bij Nietzsche
Dat advies nam ik aan en ik reisde naar Turijn om dichter bij Nietzsche te komen. Ik wandelde er alleen, want ook Nietzsche was er alleen, om de eenzaamheid op te zoeken en te boven te komen. Ecce Homo gaat ook nadrukkelijk over de pijn van het individu door het noodgedwongen ondergaan van de eenzaamheid. Pas dan kun je volgens Nietzsche als geestelijk wezen overleven en fundamentele vrijheid ervaren. Te midden van louter harde waarheden moet je je welgemoed en opgewekt kunnen voelen. Bovendien, des te extremer de pijn, des te meer elan.
Voor de familiezieke Italianen om hem heen was dat eenzame lijden juist een afschuwwekkend beeld. Zij vonden hun fundamentele vrijheid in de groep, in een warm bad van sociale contacten. De harde kanten van het leven werden erdoor verzacht. Zo niet voor Nietzsche, de grootste literaire eenling ooit. Dit sociaal onderdompelen was voor hem een ronduit onwenselijk scenario en voor de geniale einzelgänger die hij was bovendien volkomen onbereikbaar.
Nietzsche sprak in Turijn hooguit met het gastgezin Fino waarbij hij een kamer huurde op de via Carlo Alberto, met wie hij ook musiceerde. Met de uitbaters van zijn favoriete trattoria kon hij goed overweg en met oude marktvrouwen die de beste druiven voor hem uitzochten, maar dat was het wel zo ongeveer. De plaatsen waar hij een enkele bekende uit het academische circuit tegen zou kunnen komen, ontweek hij zoveel mogelijk. Voor mij vreemd, wandelen buiten in het landschap doe ik met plezier alleen, maar in een stad is dat toch anders. Die noopt tot delen, tot conversatie, kijken en uitwisselen.
Raffinement en rotzooi
In Turijn is volgens Nietzsche een ‘aristocratische rust’ blijven heersen. Zelfs achteraftrottoirs hebben enorme tegels van natuursteen. De zeventiende-eeuwse arcades, de gladde negentiende-eeuwse allees en winkelpassages doen niet onder voor die van Parijs. Ondanks het strakke Romeinse stratenplan, is er ontzettend veel variatie en zijn er onderbrekingen van zichtlijnen, het inspringen van bijzondere gebouwen of pleinen en waar het maar kan zijn bomen geplant. En dan zijn er de bekende slow food restaurants zoals Tre Galli met regionale ‘geaffineerde’, gerijpte, producten.
‘Er zijn geen smerige voorsteden; er is eenheid van smaak tot in de kleuren toe’, stelde Nietzsche tevreden vast in een brief. Die waren er natuurlijk wel, net zoals nu. Op afstand van het centrum kom je in de historische buitenringen door lange straten met verwaarloosde gebouwen, een leegstaand zwembad met een groteske koepel en kilometers industrieel erfgoed. Er staan wrakhouten hutjes tegenaan, gebouwd door immigranten uit Afrika. Tussen de rotzooi zit iemand een boek te lezen, relaxed onderuitgezakt op een campingstoel.
Ik verblijf in een flat uit de zestiger jaren, een eind buiten het centrum. Omgerekend moet het ongeveer overeenkomen met de bescheiden huur die Nietzsche destijds voor zijn kamer betaalde. Het is een grote bijenkorf van schurende stoelen op natuursteen, piepende kranen, kreunende leidingen en discussies die verhit lijken maar waarschijnlijk gewone Italiaanse gesprekken zijn. Niettemin een geschikte locatie om direct de beboste heuvels in te kunnen of langs de Po richting het centrum te lopen.
Via F. Nietzsche
Vroeg in de ochtend ga ik op weg naar de Po. De zon schijnt en met een paar langzaam gearticuleerde woorden, krijg ik bij de bakker om de hoek enthousiaste complimenten – vooral nadat ik het lokale noodfonds van een paar munten heb voorzien. Over de zijrivier de Sturga kom ik bij de westoever van de Po. De rivier is overweldigend. Nietzsche liep vele malen urenlang langs beide oevers en was er verrukt over. Niet moeilijk voor te stellen, met de natuurlijke oevers, het water traag stromend door het groen als door een jungle. Populierenpluizen drijven overal in de volle breedte mee, van bomen die minstens zo oud zijn als Nietzsche nu zou zijn.
Ik ga een brug over naar de oostkant. Daar heb ik op een gedetailleerde stadsplattegrond de via F. Nietzsche gevonden. Ben benieuwd. Na enig zoeken blijkt het een achteraf landweggetje te zijn. In de voorjaarszon met geploegde landjes, pluizende populieren en een nevelige contour van de Basiliek van Superga op een hoge heuvel als achtergrond, niet onaardig; maar voor Turijnse begrippen een afdankertje. Machiavelli heeft een heuse kade. Voor Nietzsche een klein weggetje dus, met een enkel huis aan een klein vervallen industriecomplex aan het eind en meerdere werkplaatsen met de curieuze verzamelnaam ‘Nietzschefabrik’.
Aan een terracottamuur is een stenen gedenkplaat bevestigd voor Federico Nietzsche, filosofo, 1844-1900. Aan het eind van zijn verblijf, tegen de krankzinnigheid aan en zichzelf als goddelijke schrijver wanend, had Nietzsche zelfs de via Roma, de centrale boulevard van de stad, nog niet goed genoeg gevonden om naar hem vernoemd te worden. Op een ander moment had hij het vast als een goede grap beschouwd. Toch had er geen betere weg naar hem vernoemd kunnen worden dan een vergeten landweg waar je de tucht van verzonnen regels van je af kunt werpen.
Joggers, fietsers, wandelaars langs de rivier: een echte zaterdag. Naarmate het centrum nadert neemt het aantal joggers af en vermoeide oude mannetjes op parkbankjes toe. De Po wordt wilder, vanwege de dam bij de Ponte Vittorio. Dit is de brug waar Nietzsche op het laatst van de dag graag stond: “Avonden op de brug over de Po: heerlijk! Voorbij goed en kwaad!!”
Starend over de verte van de Po ervoer Nietzsche restanten van een ander type tijd, dat zo min mogelijk modern is. In Jenseits von Gut und Böse, dat hij enkele jaren eerder schreef, noemt hij dat tijd van een ‘ja-zeggend type’. Ja-zeggen tegen het leven, door vooral het zelf scheppen van kunstwerken, in de juiste stijl. ‘Goed is iedere stijl, die een innerlijke toestand werkelijk overbrengt, die niet mis grijpt in de voorraad tekens, in het tempo der tekens, in de gebaren’, schreef hij in Ecce homo. Ik ga de oude stad in om erachter te komen wat dat voor type tijd, stijl of mentaliteit is geweest volgens Nietzsche.
Lees hier het vervolg van De stad van de aristocratische rust >>