SOREN KIERKEGAARD / STADIA OP DE LEVENSWEG
Interview met Onno Zijlstra
iFilosofie #8
Tekst: Thomas Heij
Stadia op de levensweg (1845) van Søren Kierkegaard (1813–1855) is beter geschreven, meer filosofisch en toch minder bekend dan zijn hoofdwerk Of/of. Stadia op de levensweg is een boek over liefde, het huwelijk, trouw, maar vooral over de vrouw. Wie het leest komt al gauw de meest misogyne uitspraken uit de filosofie tegen: het leven van een vrouw is zinloos en staat totaal in dienst van de man. Toch baseerde Simone de Beauvoir haar feministische ideeën op Kierkegaards werken en zelfs specifiek op deze passages uit Stadia op de levensweg. Hoe kan het dat een werk dat zo vrouwonvriendelijk lijkt toch de basis werd van het moderne feminisme?
In Of/of (1843) zette Kierkegaard twee levenshoudingen tegenover elkaar, de esthetische en de ethische. De eerste wordt vertegenwoordigd door de ‘verleider’, de tweede door rechter Wilhelm. De papieren van beide personages werden verzameld door Victor Eremita, het pseudoniem van Kierkegaard die zogenaamd de uitgever van Of/of was. Kierkegaard ontwierp dit complexe verhaal van personages en pseudoniemen om zijn lezers zelf aan het denken te zetten via indirecte mededelingen. Naast deze pseudonieme werken publiceerde Kierkegaard ook verhandelingen onder zijn eigen naam, waarin hij een religieuze levenshouding uiteenzette.
Stadia op de levensweg is een pseudoniem werk. De ideeën uit Of/of worden uitgediept en een derde, ethisch-religieuze levenshouding wordt toegevoegd. Het eerste deel (esthetisch) is een verslag van William Afham van een feestmaal dat hij heeft bijgewoond. Het tweede deel (ethisch) bestaat uit een repliek van rechter Wilhelm op het eerste deel, in de vorm van een pleidooi voor het huwelijk. In het derde deel (ethisch-religieus) vertelt Frater Taciturnus dat hij het dagboek van een zekere man heeft gevonden. De man heeft zijn verloving verbroken en twijfelt of hij daar wel goed aan heeft gedaan.
William Afhams verslag van het feestmaal heet In vino veritas: in wijn schuilt de waarheid. Vijf welgestelde Deense heren komen bijeen op een kasteel buiten de stad voor een exorbitant banket. Zij houden, beneveld en ongeremd, ieder een voordracht over de liefde tussen de man en de vrouw. De eerste die aan het woord komt is een jonge man, die stelt dat de liefde voor een vrouw de man belachelijk maakt en zijn denken vertroebelt. De tweede spreker is gastheer Constantin Constantius, die de vrouw ziet als een grap, omdat ze zwetst en zichzelf tegenspreekt. De derde is Victor Eremita, dezelfde van Of/of, die “zijn ziel concentreert op de dank dat hij geen vrouw is geworden, want haar leven is zinloos”. De vierde is een couturier, die stelt dat vrouwen alleen maar aan mode kunnen denken. Als laatst spreekt Johannes de Verleider en hij noemt de vrouw een list van de Goden waar hij niet intrapt.
Alles dat binnen het pseudonieme werk van Kierkegaard valt moet voorzichtig geïnterpreteerd worden – dus ook deze redevoeringen. De grootste valkuil is om de meningen van zijn pseudoniemen en personages gelijk te stellen aan Kierkegaards eigen meningen. Uit deze passages alleen kunnen we dus niet concluderen dat Kierkegaard een vrouwenhater was.
Ook Simone de Beauvoir lijkt zich hierin af en toe te verslikken wanneer ze verwijst naar Kierkegaard in plaats van een personage. De Beauvoir opent het tweede deel van De tweede sekse (1949) met een citaat uit In vino veritas: “Wat een ongeluk vrouw te zijn! Maar het grootste ongeluk is wel dat de vrouw in wezen niet begrijpt dat het een ongeluk is.” Ze schrijft het toe aan Kierkegaard zelf, maar het gaat in feite om een uitspraak van Victor Eremita.
Maar de vraag blijft waarom Beauvoir verwijst naar een misogyne uitspraak. Het ongeluk van de vrouw bestaat er volgens Victor Eremita uit dat zij een negatief subject is. De vrouw bestaat volgens hem alleen om de man te laten excelleren. Een meisje kan een man tot dappere ridder maken. Deze visie op de vrouw is precies datgene waar we ons volgens Beauvoir tegen af moeten zetten.
Uit de werken die hij onder zijn eigen naam publiceerde blijkt dat Kierkegaard de lezer in zijn oeuvre wil meenemen van het esthetische via het ethische naar het ethisch-religieuze stadium. Kierkegaard wil de lezer laten inzien dat de afstandelijke, ironische houding van de estheten niet leidt tot een waar zelf. Parallel daaraan stelt Beauvoir dat vrouwen zich moeten verzetten tegen de door mannen overheerste wereld. In die zin moeten vrouwen ‘begrijpen dat het een ongeluk is om een vrouw te zijn’.
Wie Stadia op de levensweg leest moet zich dus niet laten afschrikken door de misogyne uitspraken van de estheten, maar zich afvragen hoe hij of zij in het leven staat. De personages zijn modellen en hun handelingen zijn de grondpatronen voor de weg naar een eigen, authentiek zelf. De lezer wordt uitgenodigd om net zoveel te reflecteren als de personages. De gelaagdheid, personages en mooie zinnen maken Stadia op de levensweg een intrigerend werk. Bovendien levert het minstens zoveel citeerbare zinnen op als Of/of.