OVER MISVERSTANE AMBITIE EN VERWONDERDE KLEUTERS
Tijdsdiagnose (1)
iFilosofie #7
Column: Jan Bransen
Video: Paul Troost
‘De “G8” – ik hoef het u vast niet te vertellen – is een zogenaamde topconferentie, in Amsterdam georganiseerd door HUMAN, HIVOS en het Filosofie Magazine, waaraan “de 8 grote filosofen” van deze tijd deelnemen om de “grote maatschappelijke en ethische conflicten van deze tijd met denkkracht te bevechten”.
Aan het idee van zo’n topconferentie ligt een fundamentele, maar populaire en diep in de traditie van de filosofie gewortelde denkfout ten grondslag. Die denkfout heeft te maken met het idee van de “tijdsdiagnose”, een idee dat de filosofie is binnen komen zeilen in het voorwoord van Hegels Grundlinien der Philosophie des Rechts, in de gedaante van de Uil van Minerva die haar vlucht pas begint bij het vallen van de avond. Ik ga in de komende vier columns steeds één kenmerk bespreken van wat we filosofie zouden kunnen noemen, kenmerken die begrijpelijk maken waarom we abusievelijk zijn gaan denken dat filosofie iets te maken heeft met het idee van een tijdsdiagnose.
Maar eerst iets over dit idee zelf. Diagnose is een medische term die het vaststellen van een ziekte betreft en een reeks symptomen hun begrijpelijke samenhang geeft. De associatie met een ‘ziekte’ is niet toevallig: het idee van een tijdsdiagnose is dat een bepaald tijdperk gekenmerkt wordt door een aantal symptomen die begrepen kunnen worden door het tijdperk als het ware ‘een ziekte’ toe te schrijven, een onderliggende dysfunctie, een verstoring van het gezonde functioneren van de mensen die in het betreffende tijdperk het strijdtoneel bevolken. Met die mensen gaat het niet goed, zo is het idee, omdat ze in een ziek tijdperk leven.
Er zijn drie dingen mis met het idee van een tijdsdiagnose. Het opvallendste is nog wel dat een tijdperk een bijzonder abstract, vluchtig, relatief en betekenisloos object is, een object dat uit zichzelf net zo weinig eigenheid heeft als een bepaald stuk ruimte, bijvoorbeeld een stuk lege lucht zo groot als een kubus van 40 x 40 x 40 cm dat zich op 2 meter hoogte in jouw woonkamer bevindt, ongeveer 1 meter rechts van jouw tv, als je ervoor staat, en dan op minstens 60 cm afstand van de dichtstbijzijnde muur. Snap je het? Dat is een object van niks. Daar valt niets zinnigs over te zeggen. Natuurlijk kun je over iets anders gaan praten, over een ding dat die ruimte inneemt. Dat is in feite ook waar die grote filosofen het over hebben, over gebeurtenissen die zich in dat tijdperk afspelen, over de dingen en de mensen die die gebeurtenissen ondergaan en er een hoofd- of bijrol in spelen. Maar als je daar eenmaal over begint te praten, heb je het helemaal niet meer over een tijdperk. En terecht. Tijdperken zijn hoogst oninteressante objecten. Net als een leeg stuk lucht.
Ten tweede kan een tijdperk, zo’n leeg stuk tijd, helemaal niet ziek zijn. Er valt aan een tijdperk helemaal niets te diagnosticeren. Bovendien is de focus op ziekte, op onderliggendeverstoringen die hersteld moeten worden, een buitengewoon typische manier van omgaanmet maatschappelijke en ethische conflicten. Het idee van een diagnose suggereert een simpele tweedeling tussen ziek en gezond en dat is, om het paradoxaal te zeggen, een heel ongezonde kijk op met elkaar samenlevende mensen. Menselijk samenleven is geploeter, natuurlijk, dag in dag uit, met zijn allen aanmodderen, met en tegen elkaar in. Maar dat is geen kwestie van ziek zijn, ook niet van chronisch ziek zijn. Wie er zo over denkt baseert zich op een heilsleer, op een duiding van je leven die zijn betekenis ontleent aan een denkbaar jenseits, een simpele ontkenning van je alledaagse bestaan.
In dit geval betekent dat het blootleggen van een vooronderstelling, van een aanname die doorgaans in de achtergrond functioneert. Zo’n vooronderstelling, ook als het een dubieuze is, is geen ziekte. En het is geen vooronderstelling die kenmerkend is voor een tijdperk. Hoogstens voor een praktijk, een lokale manier van doen waaraan sommige mensen gewend zijn. Vooronderstellingen zijn stilzwijgende vanzelfsprekendheden binnen een praktijk. Die vanzelfsprekendheden zijn buitengewoon belangrijk, omdat ze de deelnemers aan een praktijk een achtergrond geven, een décor, waardoor dat wat ze doen en dat wat ze zeggen begrijpelijk kan worden.