Op leven en dood: filosoferen over eindigheid
Leven en dood: twee woorden die niet zonder elkaar kunnen. Filosofen van alle tijden hebben leven en dood altijd in hun onderlinge samenhang doordacht. In de nieuwe basisopleiding ‘Op leven en dood’ nemen ervaren ISVW-docenten Jan Flameling en Laurens ten Kate u mee in de rijke geschiedenis van denkers over leven en dood.
Het denken over leven en dood staat al eeuwen in het teken van vragen als: wat is leven? Hoe gaan we om met het feit dat elk leven eindig is? Kun je je voorbereiden op de dood? Kun je de dood regisseren, zoals bij euthanasie? Wat is ars moriendi, de kunst van het sterven? Hoe te rouwen om de doden? En vooral moderne filosofen vroegen zich af of de dood eigenlijk wel het levenseinde is; zij plaatsen de dood veeleer in het leven zelf. En dan is er natuurlijk nog de vraag die ons allemaal bezighoudt: wat gebeurt er met ons na de dood? Is er een hiernamaals? Kunnen we onsterfelijk worden?
In deze basisopleiding zullen we de filosofische vragen ook persoonlijk maken. Wat versta je zelf onder ‘dood’ en onder ‘leven’? Ben jij van mening dat er sprake is van leven na de dood? Zo ja, op welke manier dan? Welke betekenis heeft jouw opvatting of er wel of niet leven na de dood is voor je manier van leven?
Het thema ‘leven en dood’ zal benaderd worden vanuit meerdere filosofische disciplines die ook de expertisevelden zijn van de docenten: ethiek, cultuur- en godsdienstfilosofie, metafysica en wijsgerige antropologie.Deze basisopleiding kan als een thematische opvolging van drie andere ISVW-basisopleidingen worden gevolgd: Geschiedenis van de ethiek en Geschiedenis van het zelf (Jan Flameling) en ‘Het afscheid van de goden’: Inleiding in de godsdienstfilosofie (Laurens ten Kate).
Het programma in vogelvlucht
Het eerste weekend van de basisopleiding is een introductie op de thematiek. We besteden aandacht aan eigen ervaringen met en visies op het leven en de dood. Gezamenlijk bedenken we scenario’s voor antwoorden op de genoemde vragen, die we in het slotweekend toetsen.
In het tweede, derde, vierde en vijfde weekend staat de geschiedenis van het denken over eindigheid centraal; we reizen daar doorheen door enkele kernfiguren te belichten. We onderzoeken hoe het beeld van leven en dood door de eeuwen en culturen heen is veranderd.
Daarbij volgen we twee rode draden in het denken over eindigheid: de dood na het leven en de dood in het leven, oftewel is er leven na de dood, of zijn we juist sterfelijke wezens? In het tijdperk waarin goden en mythen domineerden was de dood een gegeven: meestal een overgang naar een andere wereld en soms, zoals in de hindoeïstische incarnatie, naar een ander leven op aarde.
In de Klassieke Oudheid zien we de opkomst van de eerste filosofen en maakt de mens zich langzamerhand los van de religieuze ervaring. Men gaat zelfstandig filosoferen en pas dan wordt de dood een echt thema voor de mens. In de Oudheid ligt het accent op de sterfelijkheid en de aanvaarding daarvan – vooral de Stoa verwoordt deze visie. In de door het christendom gedomineerde Middeleeuwen stellen de meeste filosofen zich ten doel de gedachte van een hiernamaals rationeel te onderbouwen; dan is juist de onsterfelijkheid van de ziel het allesbeheersende richtpunt.
In de moderne tijd associëren filosofen een geloof in een persoonlijk leven na de dood steeds meer met een restant van religieus bijgeloof. Het atheïsme kiest radicaal voor de tijdelijkheid van het leven; maar toch ontstaan juist in de moderne, ‘seculiere tijd’, zoals de Canadese filosoof Charles Taylor haar noemt, nieuwe visies op eeuwigheid, tijdloosheid en onveranderlijkheid. Dat alles relatief zou zijn, kan ook de moderne filosofie maar moeilijk geloven: het absolute blijft grote aantrekkingskracht uitoefenen, zoals in Hegels werk.
Maar filosofen hebben dood en leven niet alleen maar als elkaars tegengestelde gezien. Onder invloed van het christendom en de islam werd de dood van levenseinde tot een levensstijl: de goede gelovige weet dat hij of zij voortdurend moet ‘sterven om te leven’, en dat betekent dat het leven nooit van zelf spreekt, maar altijd weer opnieuw verworven en verdiend moet worden. In Hegels moderne, geseculariseerde filosofie zijn we gek genoeg nog steeds heel dichtbij deze oude visie op de verstrengeling van dood en leven. Dat onderzoeken we aan de hand van zijn dialectische methode, en aan de hand van de manier waarop het aloude ritueel van het offer nog weinig van zijn actualiteit heeft verloren. Maar ook Heideggers denken met zijn bekende ‘ten dode zijn’ is hier een goed voorbeeld.
In het zesde en laatste weekend bestuderen we enkele actuele debatten rond leven en dood, en komen we terug op onze eigen ervaringen en visies, zoals geformuleerd in het openingsweekend.
Afzonderlijke weekends
De zes weekenden hebben alle hun eigen thematiek, en kunnen afzonderlijk gevolgd worden. Dit openingsweekend is ook goed afzonderlijk te volgen: de cursist krijgt een spannend overzicht over de discussie en reflecties die filosofen bezighouden als het om leven en dood gaat. Voor degenen die de hele opleiding volgen, is er tegelijkertijd een duidelijke opbouw aangebracht, en kan er toegewerkt worden naar het schrijven van een essay waarmee het certificaat behaald kan worden.
Data
21-22 januari, 11-12 maart, 13-14 mei, 10-11 juni, 16-17 september en 11-12 november 2017. De examenmiddag vindt plaats op 9 december 2017.
Klik hier voor meer informatie.