Oordelen over het kwaad
Het kwaad is mateloos fascinerend. Hoe gruwelijk, griezelig en weerzinwekkend het ook is, het is minstens zo verleidelijk. Dit maakt het kwaad tot zo’n tijdloos raadsel waar filosofen geen genoeg van kunnen krijgen. Als je ook zo iemand bent, dan biedt Het menselijke kwaad van Klaas Rozemond een enorme hoeveelheid hersenvoer. Het is niet het meest toegankelijke boek over het kwaad, maar wel erg grondig en prikkelend. Om die reden is het misschien wel het beste boek dat ik in 2020 heb gelezen.
Tekst: Marthe Kerkwijk
In 2011 was het vijftig jaar geleden dat het proces tegen Adolf Eichmann plaatsvond. Hannah Arendt schreef daarvan een beroemd verslag. Hierin introduceert ze haar idee van ‘de banaliteit van het kwaad’ en typeert ze Eichmann als een ‘hansworst’ die niet nadacht over de betekenis van zijn daden. Voor Rozemond was de herdenking van Eichmanns proces de aanleiding om zijn onderzoek naar het menselijke kwaad te beginnen. Rozemond is rechter en filosoof, wat maakt dat hij een enorme kennis en gevoeligheid bezit op het gebied van juridische en morele ideeën over het kwaad. Hij leest het vonnis en het arrest met de nauwkeurigheid van een rechter en Plato, Kant en Arendt met het abstractievermogen van een filosoof, en schakelt moeiteloos tussen deze twee disciplines. De literatuurlijst is enorm. Dat zulk doorwrocht onderzoek negen jaar duurt is geen verrassing en het resultaat is het wachten waard.
Het Eichmann-proces
Er zijn drie goede redenen om Het menselijke kwaad te willen lezen: interesse in het Eichmann-proces, interesse in Arendts oordeel over Eichmann, of interesse in het kwaad. Wie louter interesse heeft in Eichmann en/of Arendt kan zich beperken tot deel één van het boek. Hierin lezen we alles over het proces en de argumenten van de hoofdpersonen: de aanklacht van Gideon Hausner, de verdediging van Eichmann, het vonnis van de rechtbank, het verslag van Arendt en de vele stemmen uit de daaropvolgende controverse. Dit alles krijgen we te lezen onder deskundige begeleiding van Rozemond, die ons wegwijs maakt in deze wirwar van verhitte debatten. Rozemonds analyse is geloofwaardig. Hij onderbouwt zijn beweringen nauwkeurig en geeft aan waar twijfel mogelijk is. Dit maakt dat de lezer een genuanceerd beeld krijgt van de complexiteit van de zaak. Zo ontdekken we dat Arendt soms de plank missloeg over het morele bewustzijn van Eichmann, maar ook dat haar analyse in filosofisch opzicht serieus valt te nemen omdat ze de lezer aanspoort zelf een oordeel te vormen over het kwaad.
De standaarddefinitie van het menselijke kwaad
Rozemond pakt Arendts handschoen op in het tweede deel van het boek, en hier wordt het echt interessant voor de filosofen onder ons. In het eerste deel heeft Rozemond al de probleemstelling gegeven: we zijn op zoek naar het menselijke kwaad. Naast natuurlijk kwaad – zoals natuurrampen en ziektes – of bovennatuurlijk kwaad – zoals het kwaad van de duivel – is er een derde soort kwaad: het menselijke kwaad. Dat seculiere kwaad is het kwaad waarnaar Arendt en Rozemond op zoek zijn. Rozemond geeft in deel één al de standaarddefinitie van het menselijke kwaad: ‘het welbewust toebrengen van schade aan anderen en het welbewust schenden van normen. De schade moet een extreme omvang hebben en het moet om fundamentele normen gaan.’ In deel twee van het boek onderzoekt Rozemond of deze standaarddefinitie standhoudt in het licht van Eichmanns kwaad en Arendts analyse daarvan.
Dat de schade aan anderen een extreme omvang heeft is in het geval van Eichmann duidelijk. Hij heeft immers de vernietiging van grote aantallen Joodse mensen georganiseerd. De problemen ontstaan bij de fundamentele normen en het welbewust schenden daarvan. Arendt vat in haar filosofie van het kwaad beide problemen bij de hoorns. Volgens haar is het kwaad radicaal wanneer de moraal als zodanig onmogelijk wordt omdat het wordt vervangen door een totalitaire strijdideologie. Er zijn dan geen fundamentele normen meer om te schenden, want die veronderstellen een moraal. Het vervangen van de moraal door het recht van de sterkste vernietigt de menselijke waardigheid, pluraliteit en vrijheid, en daarom noemt Arendt dat het radicale kwaad. Het nazisme is daar een voorbeeld van.
Omdat een totalitaire samenleving de moraal als zodanig vernietigt, is het voor de daders van dat radicale kwaad onmogelijk om welbewust fundamentele normen te schenden, zoals de standaarddefinitie vereist. Het is dan namelijk niet meer mogelijk om een oordeel te vormen over goed en kwaad. Een mens zonder moreel oordeelsvermogen is oppervlakkig en geneigd autoriteiten te gehoorzamen. Dit noemt Arendt ‘de banaliteit van het kwaad’, een omstreden idee dat vaak verkeerd begrepen wordt.
Is kwaad welbewust of banaal?
Rozemond is het met Arendt eens dat strijdfilosofieën zich op glad ijs begeven. Hij maakt hierbij mooi gebruik van Callicles, die in Plato’s dialoog Gorgias stelt dat de moraal een uitvinding is van de zwakken. Socrates werpt tegen dat Callicles de menselijke moraal reduceert tot een natuurlijke machtsstrijd en met deze filosofie de hele filosofie verwerpt. Strijdfilosofieën slagen er niet in om een onderscheid te maken tussen natuurlijk kwaad en menselijk kwaad. Als we weerstand willen bieden tegen het kwaad, moeten we dit onderscheid wel kunnen maken en moeten filosofie en moraal van betekenis zijn.
Rozemond verschilt van mening met Arendt als het gaat om de banaliteit van het kwaad. Hij blijft erbij dat het menselijke kwaad welbewust wordt begaan. Ook Eichmann was zich bewust van de fundamentele normen die hij schond en de schade die hij deed. Zijn banale verdediging, dat hij plichtsgetrouw was en zich aan de destijds geldende wetten hield, doet daar niets aan af, want een genocide is een malum in se, een kwaad dat zo fundamenteel tegen de menselijkheid indruist dat iedereen kan inzien dat dat een moreel kwaad is.
Toch stelt Rozemond voor de standaarddefinitie aan te passen om er de banaliteit van het kwaad in op te nemen. Het menselijke kwaad begaan mensen welbewust, maar hangt niet af van het oordeel van de dader. Eichmann is banaal omdat hij zijn gehoorzaamheid zelf niet als kwaad beoordeelde, ook al wist hij dat de internationale gemeenschap dat wel zou doen. Hij oordeelde ten onrechte dat gehoorzaamheid belangrijker was dan het niet plegen van een genocide. Dat hij zijn geweten op deze manier suste, doet niets af aan zijn kwaad. Het oordeel van anderen – rechters, verslaggevers, filosofen – is bepalender voor het vaststellen van Eichmanns kwaad.
Spannend einde met een taaie stijl
Het nawoord vat Rozemonds kijk op de zaak samen. Een oordeel over menselijk kwaad uit het verleden berust niet op wetten, maar op morele waarden. Die waarden krijgen en behouden hun betekenis als de gemeenschap erover spreekt. Daarom is het belangrijk dat rechters hun vonnis niet alleen onderbouwen met een beroep op de wetten, maar ook de morele waarden uitspreken die in die wetten tot uitdrukking komen. Doordat mensen zich kunnen voorstellen dat ze zich moreel moeten verantwoorden voor hun daden, hebben ze een moreel oordeelsvermogen dat ze kunnen gebruiken om weerstand te bieden tegen de verleiding van het kwaad. Nadenken biedt zeker geen garantie tegen het menselijke kwaad, want je kunt altijd nog verkeerd oordelen en dus kwaad begaan, maar het biedt wel hoop. Strijdfilosofieën gooien die hoop overboord.
Er is een reden om het boek niet te lezen. Door de enorme informatiedichtheid is het behoorlijk pittige kost. Dat is een respectabele keuze, maar het betekent wel dat Rozemond niet mikt op een breed publiek. Rozemond komt de lezer wel tegemoet met een handige samenvatting van een alinea per hoofdstuk. Van mij had Rozemond nog meer van dit soort redactionele ingrepen mogen doen. Deel één leest nog lekker weg, maar in deel twee gaat filosofische diepgang helaas samen met passieve zinsconstructies, culminerend in een taai woud van zouden-moeten-worden in het nawoord. Strooien met hulpwerkwoorden zou verboden moeten worden. De ideeën zelf zijn spannend genoeg, en zeker in het nawoord. Daar laat Rozemond het achterste van zijn tong zien, komt zijn eigen standpunt het beste uit de verf en schuwt hij de controverse niet. Zoals wanneer hij ons handelen ten opzichte van het klimaat duidt in termen van de banaliteit van het kwaad. Het is ook jammer dat het laatste hoofdstuk ‘nawoord’ heet. Het hoort erbij als een volwaardige conclusie.
Ongemakkelijke vragen
Met zijn gedegen onderzoek naar het menselijke kwaad nodigt Rozemond je uit tot het stellen van soms ongemakkelijke vragen. Volgens Rozemond is ons morele oordeelsvermogen afhankelijk van gesprekken over moraal in onze gemeenschap. Volgens Arendt zijn die onmogelijk in een samenleving die in de ban is van een totalitaire strijdfilosofie. Kun je in dat geval de plegers van het kwaad verantwoordelijk houden voor het kwaad dat zij doen? Kun je zeggen dat mensen welbewust kwaad plegen als morele waarden geen betekenis voor hen hebben?
Nog zo’n ongemakkelijke vraag: welke strijdfilosofieën beperken ons eigen morele oordeelsvermogen vandaag de dag? De concurrentiestrijd op de zogenaamd vrije markt? De strijd die de mens voert om de natuur te beheersen?
Nog een: morele waarden houden betekenis wanneer we ze blijven uitspreken. Maar de gemeenschap kan collectief de plank misslaan. Zijn mensen die welbewust normen schenden vaak niet juist de mensen die morele vooruitgang boeken?
Zulke overwegingen maken Het menselijke kwaad tot een prikkelend filosofieboek dat het waard is om je tanden in te zetten.
Het menselijke kwaad
Klaas Rozemond
Uitgeverij: Boom Filosofie
Jaar: 2020
Aan de hand van de strafzaak tegen Eichmann onderzoekt filosoof en jurist Klaas Rozemond of de klassieke opvatting over het menselijke kwaad moet worden herzien. Het morele bewustzijn van de dader is het klassieke kenmerk van het menselijke kwaad. Daarvan is sprake wanneer een mens welbewust schade aan anderen toebrengt, terwijl hij weet dat zijn gedragingen immoreel en misdadig zijn.