Onthalen en herbergen

0 Flares 0 Flares ×

Een tocht met ‘reisgenoten die elkaar beminnelijkheid betrachten op hun bootreis, vertrekkend vanuit een onbekende haven op weg naar een andere haven die niemand echt kent’, dat is ’s mensen bestaan volgens de Portugese auteur Fernando Pessoa in een van zijn uitzonderlijk opbeurende beschouwingen in zijn Boek der rusteloosheid. Naar die beminnelijkheid kijken we uit. We vooronderstellen haar, althans als we onze reisgenoten aanvaarden, als we ze echt verwelkomen en in ons midden gastvrijheid verlenen. 

 

Tekst: Jacques De Visscher

 

Op het eerste oog lijkt dit vanzelfsprekend en bij nader toezien verlenen we onze medemens die gastvrijheid, zelfs een leven lang. Vanzelfsprekend toont zich dit in het voorbeeld bij uitstek van onze ondernemingen om en rond de geboorte van een kind. We onthalen, verwelkomen en zorgen voor een nieuwe wooninrichting. We brengen familie en vrienden op de hoogte. Van de overheid verwachten we bescherming. Die overheid zelf eist op haar beurt dat wij de nieuwkomer volgens de passende procedures met voornaam en familienaam laten registreren. Het gaat immers om de komst van een nieuwe persoon in de wereld. Dat is een algemeen menselijk beginsel.

Enige scepsis zet ons aan in de gastvrijheid niet blind te blijven voor voorwaarden, want een algemeen beginsel poneren is soms te gemakkelijk. Anderzijds tonen veel mensen zich niet bijzonder ijverig of welwillend om die wereld herbergzaam te maken. Gastvrijheid verlenen is inspannend en vermoeiend. Worden we geconfronteerd met een massale vraag, dan spreken we over een crisistijd. Beschouwingen, richtlijnen en waarschuwingen over opvang en wonen worden oeverloos. 

Collectieve realisaties behoren tot de politieke sfeer. Ze vooronderstellen niettemin gedachten, verlangens en wensen die op hun beurt nood hebben aan de inspirerende verwoording van belevenissen en gebeurtenissen. Gedachten vallen niet uit de lucht, maar worden rijp in het zelfbesef en in de manier waarop we onszelf en de anderen rondom ons verstaan. Dit mondt uit in een filosofisch avontuur. Dan peilen we naar wezenlijke momenten in de beleving van de gastvrijheid als we gasten mogen ontvangen en van de gezelligheid genieten als we zelf als gast worden uitgenodigd. Het is goed ons af te vragen wat er werkelijk gebeurt als we voor een gast de deur open maken en hem uitnodigen binnen te komen. We verlenen hem – over de drempel heen – de gelegenheid zich vrij te bewegen in ons huis. Althans voor een zekere tijd. Er zijn immers voorwaarden – overal in de wereld. Komt de gast uitsluitend voor de afgesproken avond? Voor enkele dagen? Hoe vrij is hij? Volledig vrij?

In het alledaagse leven maken we een immens onderscheid tussen het herbergen van een genodigde gast en het zich verplicht voelen een niet genodigde onderdak te verlenen. Politieke activisten, filosofen, psychologen en sociale hulpverleners zullen over de betekenis en de noodzaak van de praktische uitvoering ongetwijfeld van mening verschillen. We kunnen stil staan bij wat kennelijk geen gemeenschap kan veronachtzamen, maar helaas tot op zekere hoogte toch doet. In beginsel maken zowel particulieren als gemeenschappen zich zorgen om de gastvrijheid die in duurzame herbergzaamheid uitmondt, zelfs al lijkt het er soms op dat zij dat werk niet altijd aankunnen.

We brengen nog eens het algemene principe in herinnering. Hospitaliteit is een humanitaire opdracht die een feestelijke erkenning verdient omdat zij iets heiligs is – dat vertellen vele beschavingen. ‘Gastvrijheid’ en ‘herbergzaamheid’ roepen elkaar op. Ze behoren tot de ethiek als een kunst, tot de verfijnde zin om in een gemeenschap redelijkheid en zelfbesef op elkaar af te stemmen, liefdevol en onbevangen voorbij alle berekening en nuttigheid. Tot die ethiek hoort ook de smaak, dat bijzondere vermogen dat mateloosheid overwint. Ze vertonen religieuze expressies met spirituele wortels in een mythische grondlaag.

In het woord ‘hospitaliteit’ komen ‘gastvrijheid’ en ‘herbergzaamheid’ samen. De combinatie wijst op de generositeit van de gastvrije man of vrouw die goed onthaalt en tegelijk voor een herbergzame omgeving of plek zorgt. Het woord is van Latijnse origine. ‘Hospes’ voor gast en gastheer en ‘hospitium’ voor de houding gastvriendschap en gastvrijheid, gastvrij onthaal, en ook voor de herbergzame plaats waar de gast onderdak vindt en kan vertoeven. Er blijft echter enige dubbelzinnigheid, want  ‘gast’ betekent eveneens ‘vreemdeling’ , misschien zelfs een vijandige vreemdeling. Van ‘hospes’ is ook ‘hostis’ afgeleid, alsook ‘hostilis’/’hostilitas’ (vijandig/vijandigheid), waarvan wij ‘hostiliteit’ hebben overgenomen. Een en ander geeft hier uitdrukking aan de argwaan ten aanzien van de vreemdeling die men wel onderdak verleent. De (Latijnse) etymologie vertelt trouwens dat ‘hospes’ van ‘hosti-potes’, de heer of meester over de gasten en vreemdelingen is. In het Frans blijft ‘hospitalité’ eenduidig de betekenis van gastvrijheid of herbergzaamheid behouden. Als deze romaanse taal het over ‘hôte’ heeft, is er wel dubbelzinnigheid. Het woord betekent zowel gast als waard; de ‘p’ is in de loop der tijden weggevallen. Stoute tongen beweren dat dit het Franse kolonialisme goed uit kwam.

 

Het is goed ons af te vragen wat er werkelijk gebeurt als we voor een gast de deur open maken en hem uitnodigen binnen te komen. We verlenen hem de gelegenheid zich vrij te bewegen in ons huis. Althans voor een zekere tijd. Er zijn immers voorwaarden – overal in de wereld. Komt de gast uitsluitend voor de afgesproken avond? Voor enkele dagen? Hoe vrij is hij? Volledig vrij?

 

In de geest van wat we over gastvrijheid en herbergzaamheid ontdekken, kan ons oog ook vallen op de aandacht voor het goede moment en de goede plek in de gemeenschap en uiteindelijk ook voor de beschikbaarheid en de vrijgevigheid van de wereld. Juist die wereld maakt gezelligheid en de handige omgang met de dingen in het wonen mogelijk.

Deze thema’s zitten vervat in mijn nieuwste boek, Figuren van de gastvrijheid. Naar een filosofie van de concrete herbergzaamheid (Klement, voorjaar 2017), waarin ik een van de Metamorfose-verhalen van Ovidius als uitgangspunt neem. Een belangrijke inspiratiebron is de ontluiking van de wereld van het kind. Hierin zie ik de zoektocht naar herbergzaamheid in haar eerste belichamingen. Ouders en grootouders, peuterleidsters en kleuterjuffen zijn de geprivilegieerde getuigen van het eerste handelen, spelen, spreken, zintuiglijk verbeelden en verkennen. Het kind probeert al wat elke volwassen sterveling bezig houdt, wat elke persoon tijdens zijn unieke levensloop, van zijn komst en onthaal in de wereld tot zijn heengaan, wedervaart. Het fenomeen van de gastvrijheid dwingt de gemeenschap tot een praktische reflectie op de zorg voor ’s mensen bestaan tijdens zijn aardse verblijf.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer