Nederland, het land van Machiavelli?
In Machiavelli’s lef introduceert politiek filosofe Tinneke Beeckman de Renaissance-denker Machiavelli en plaatst ze hem in een verfrissend en actueel perspectief. Beeckman neemt de lezer mee op een ontdekkingsreis door het denkwerk van Machiavelli. Dat levert een vlot geschreven boek op met allerlei saillante inzichten en een actuele boodschap voor de moderne politiek. Beeckman waarschuwt wel dat die boodschap ‘ontnuchterend’ kan zijn.
Tekst: Arthur Veenstra
Verlichtingsdenker of duistere manipulator?
Machiavelli wordt nog altijd vaak gezien als de cynische politiek adviseur die op scrupuleuze wijze de machtsprocessen analyseerde en de vorst – ‘Il Principe’ – adviseerde dat alles is geoorloofd in de strijd om macht: bedrog, manipulatie en desnoods dodelijk geweld. Dit beeld wordt versterkt doordat Machiavelli een favoriete auteur was van Stalin en Mussolini. Beeckman wijst er echter op dat Machiavelli ook een favoriete auteur was van verlichtingsdenkers zoals Spinoza en Rousseau. Wie is nu de echte Machiavelli?
Machiavelli’s lef introduceert Machiavelli niet alleen als een genuanceerde denker die put uit een rijkdom aan kennis en inzichten. Het boek probeert verder ook Machiavelli’s politieke en ethische filosofie te vertalen naar onze eigentijdse vraagstukken. Beeckman zet Machiavelli onder meer in om een antwoord te formuleren op een van de meest frustrerende problemen van onze tijd: de steeds verder toenemende polarisatie in veel samenlevingen. Wat kan Machiavelli, die gewiekste adviseur van het 16de-eeuwse Florentijnse hof, ons daar nu nog over vertellen?
Politiek als machtsstrijd
Beeckman opent het boek door erop te wijzen dat Machiavelli bij uitstek geschikt is voor onze eigentijdse uitdagingen. Machiavelli zag de politiek immers als een natuurlijke arena, een plek van strijd waarin tegenstrijdige krachten aan het werk zijn. De stad of samenleving gaat vooruit als de heersende macht erin slaagt deze krachten te kanaliseren. Zijn analyse van de fundamentele machtsbalans tussen bestuurlijke elite en het volk staat hierbij centraal.
Aan de hand van die tweedeling elite-volk bespreekt Beeckman de polarisatie die zich voltrekt in veel westerse samenlevingen. In de afgelopen decennia groeide de scheiding tussen de bestuurlijke elite met haar universitaire opleidingen en een grote groep mensen met een praktische opleiding. In steeds meer landen begint die tegenstelling te schuren. Bekend voorbeeld is de uitspraak van Hillary Clinton dat ze de aanhangers van Trump het liefst in een mandje van zielige mensen wilde stoppen: de ‘basket of deplorables’. De boodschap was dat het volk vooral bestond uit zielige, racistische mensen waar je gewoon niets mee kon beginnen. Beeckman legt uit dat deze reactie van de traditionele politieke elite gelijkenissen vertoont met de reactie van Machiavelli’s elite. De reactie van de elite bestaat er vaak uit om het deel van het volk dat afwijkt van de politieke consensus weg te zetten ‘door hen als immoreel en gevaarlijk te brandmerken’. Met een soort mengeling van angst en goede morele bedoelingen wordt er bijvoorbeeld een ‘cordon sanitaire’ om de partijen gelegd die dat gedeelte van het electoraat vertegenwoordigen. Volgens Beeckman zou Machiavelli sterk tegen die instinctieve reactie van de elite hebben geadviseerd.
Aristoteles
Om Machiavelli’s antwoord te begrijpen is het handig om iets te weten van het ideaal van de Aristotelische republiek. Machiavelli modelleerde zijn politieke ideeën namelijk op de klassieke Republiek zoals Aristoteles die voorschreef – en met name de wijze waarop die ideeën vorm kregen in de republiek van het oude Rome. Het idee van Aristoteles was dat de politiek een zaak moest zijn van het volk. Vandaar de oorsprong van de naam ‘republiek’, wat een samentrekking is van res publica, oftewel: de publieke zaak. Aristoteles’ ideaal schreef voor dat mensen – met name de mannelijke hoofden van de families – elkaar moesten ontmoeten in ‘het forum’ van de stad, waar zij dan al discussiërend besluiten moesten nemen over de zaken die van gemeenschappelijk belang waren.
Die staatsvorm – direct zelfbestuur – was voor Aristoteles zeer waardevol, maar niet per se omdat het tot een gemeenschappelijke consensus leidde over het idee van ‘het goede’ of iets dergelijks. Het belang zat er op de eerste plaats in dat door het betreden van het publieke forum mensen hun rationele vermogens ontwikkelden. De mens was volgens Aristoteles immers een rationeel dier: een wezen begiftigd met het vermogen tot taal, spreken en redeneren. Het politieke forum was de plek bij uitstek waar je die rationele capaciteiten kon ontwikkelen. Voor Aristoteles was de mens daarmee ook van nature ‘een politiek dier’. Het betreden van het publieke forum was volgens hem essentieel om onze potentie als mens te realiseren. Je zou kunnen zeggen dat volgens Aristoteles de mens die dat forum niet betreedt, letterlijk blijft hangen in de dierlijke kant. Aristoteles noemde die mensen ‘de liefhebbers van oorlog’.
Het politiek realisme van Machiavelli
Machiavelli was de eerste moderne denker die het Aristotelische republikeinisme introduceerde in het Europese politieke denken. Hij probeerde het te vertalen naar de politiek van de vroegmoderne tijd. Beeckman poogt op haar beurt om Machiavelli toe te passen op onze moderne representatieve democratieën. Die vertaalslag is gewaagd en interessant. Onze moderne democratieën zijn op een fundamenteel punt anders dan de republiek van Aristoteles. Wij kiezen immers een volksvertegenwoordiging die namens ons de politieke arena betreedt en daar namens ons het politieke spel speelt. Welke lessen zijn volgens Beeckman dan toepasbaar op onze moderne samenlevingen?
In Nederland krijg je als politieke partij in je eentje nooit iets voor elkaar. Je moet de gezamenlijke arena betreden en het vermogen ontwikkelen om in een dergelijk krachtenveld op een of andere manier toch effectief te zijn. Machiavelli’s observaties en adviezen lijken dan ook op het lijf geschreven van ons polderlandje. Gaandeweg ging ik tijdens het lezen onwillekeurig een soort Machiavelliaans spel spelen. Wie is onze heerser – onze Principe – die het spel tot in perfectie beheerst? Dat zou zomaar eens Rutte kunnen zijn. Waarom zijn sommige spelers zo veel effectiever dan andere? Waarom blijven andere partijen – enigszins verbeten – aan de zijlijn staan? Met zulke vragen in het achterhoofd Beeckmans boek lezen is al erg bevredigend. En stapsgewijs werkt Beeckman ook toe naar een behoorlijk originele analyse van de polarisatie in onze samenlevingen. Ze bespreekt veel meer aspecten, maar dat vraagstuk lijkt een centrale lijn die door haar boek heenloopt. Het is interessant om haar antwoord – zoals ik dat tenminste begrijp – naar voren te halen.
Zoals gezegd is er in veel westerse samenlevingen een groeiende spanning tussen de traditionele bestuurlijke elite en het volk, de stad en het platteland, de theoretisch en de praktisch opgeleide mensen. De reactie in veel westerse landen is om een groot gedeelte van het electoraat buitenspel te zetten omdat dat te veel afwijkt van de politieke consensus. Het effect hiervan is dat die stem van het volk zich niet kan ontwikkelen. Doordat die volkspartijen zijn uitgesloten van het inhoudelijke beleidsbepalende debat, leren ze niet om hun standpunt te verfijnen en rationeel uit te werken. In plaats daarvan gaan die volkspartijen steeds verbetener hun argumenten herhalen en worden ze steeds extremer. Ditzelfde geldt ook voor hun electoraat. Net als hun volksvertegenwoordiging kan ook de achterban een rationele ontwikkeling van hun standpunten niet doormaken. Beeckman wijst erop dat dit effect nog eens versterkt wordt in deze tijden van internet. Iedere groep begeeft zich immers in zijn eigen ‘echokamer’ waar de belangrijke vormende aristotelische discussie volledig ontbreekt. De uitsluiting van de macht resulteert dus in een escalerend proces. Het begint ermee dat het volk niet de kans krijgt om zijn behoeftes en argumenten onder druk van het krachtenveld te ontwikkelen tot genuanceerde rationele standpunten. Hun grove standpunten leiden er vervolgens toe dat ze worden uitgesloten van de macht. Die uitsluiting leidt op zijn beurt tot een groeiend wantrouwen jegens de overheid, de legitimiteit van de democratie wordt in twijfel getrokken, totdat het volk zijn frustratie uit door een sterke populistische leider – Trump – te kiezen die de bestaande machtsstructuren omverwerpt.
De kracht van Machiavelli’s analyse is dat hij dit proces niet in morele, maar in descriptieve termen beschrijft. Hij is door en door een politieke realist. Het uitsluiten van een substantieel deel van het electoraat heeft simpelweg een averechts effect. In plaats van het rationele politieke geweld dat zijn plaats krijgt in een goed werkend politiek forum, verzandt het volk in meer irrationele, destabiliserende vormen van geweld. De Machiavelliaanse remedie is dat je om de macht te bewaren – en daarmee de stabiliteit van de samenleving – niet dergelijke krachten moet uitsluiten. Integendeel, je moet juist een sterke tegenmacht organiseren: de stem van het volk, die meedenkt, meedebatteert en meebepaalt. Daaraan moet je inderdaad jouw principes en morele overtuigingen ondergeschikt maken; Machiavelli maakte bijvoorbeeld ook de principes van de kerk ondergeschikt aan het machtsproces. Maar het resultaat van die pragmatische manoeuvre is dat je jouw bepalende rol aan de tafel niet volledig kwijtraakt en het land veel verder van jouw doel verwijdert raakt. Je ruilt morele principes in voor macht en via die macht krijg je alsnog een resultaat dat jouw principes enigszins reflecteert. Zie daar de effectiviteit van Rutte.
Machiavelli als levensfilosoof
Beeckman werkt Machiavelli’s gedachtegoed verder uit in een levensfilosofie waarin ‘de vrijheid het hoogste goed is’. Hier lijkt Beeckman de filosofie van Machiavelli echter een beetje te ver op te rekken. Vrijheid was zeker een centrale waarde in de filosofie van Machiavelli, maar het betrof een instrumentele waarde en geen einddoel of hoogste goed. De individuele vrijheid was vooral belangrijk omdat zij leidde tot sterke gerealiseerde individuen die de basis vormden voor een machtige republiek. Dat was het echte einddoel van Machiavelli: een machtige republiek met het vermogen om veel grondgebied te veroveren, precies zoals het oude Rome dat door hem werd bewonderd. Dit neemt overigens niet weg dat ook de levensfilosofie die Beeckman uitwerkt op zichzelf hele waardevolle en verrassende inzichten bevat. Hoe ga je op een constructieve manier om met het noodlot, toevalligheden, hoe ontwikkel je jouw deugd? Het is allemaal bijzonder inspirerende kost.
Conclusie: Machiavelli als spiegel
Machiavelli’s lef is een saillant, goed geschreven boek dat originele invalshoeken biedt voor uitdagingen van de moderne tijd. Net zoals Machiavelli zelf houdt Beeckman op haar beurt de politieke machtshebbers een spiegel voor, een spiegel die tegelijkertijd ontnuchtert en inspireert.
Machiavelli’s lef. Levensfilosofie voor de vrije mens
Tinneke Beeckman
Uitgeverij: Boom Filosofie
Jaar: 2020
Waarom zou je Machiavelli (1469-1527) lezen – de term ‘machiavellisme’ staat toch voor manipulatie, bedrog en machtshonger? Dat dacht Tinneke Beeckman ook. Maar dankzij Spinoza ontdekte ze een andere Machiavelli: een geniale politieke denker uit de renaissance en passionele liefhebber van vrijheid. Machiavelli is bij uitstek een denker voor een wereld in crisis.