WAT HEBBEN WE AAN DE KERSTMAN
Bestaat de kerstman? Een filosofisch onderzoek
Eric Kaplan
Tekst: Anton Jumelet
De Amerikaanse filosoof Eric Kaplan, bekend als schrijver van de televisieserie The Big Bang Theory heeft een boek gepubliceerd waarin hij probeert, met de humor en flair die we van zijn tv-werk kennen, licht te werpen op de vraag ‘bestaat de Kerstman?’
Althans, dat wil de titel van zijn recent verschenen boek Bestaat de Kerstman? ons doen geloven. Eigenlijk gaat het boek niet zozeer over de existentiële status van de Kerstman, maar over hoe we ons tot onze overtuigingen moeten verhouden. Ik weet dat de Kerstman niet bestaat. Hoelang ik ook op de Noordpool zal zoeken, ik zal geen man met een baard in een vliegende arrenslee vinden. Maar het kan best aantrekkelijk ‘zijn in de Kerstman te geloven. Het roept een held in het leven die ongedwongen vrijgevig is, de sfeer thuis gezelliger maakt en de wereld weer een beetje betovert.
Logica en mystiek
Kaplan vraagt zich af hoe we met die tegenstrijdigheid moeten omgaan. De eerste mogelijkheid die hij in zijn boek beschrijft, is die van de logica. Logici willen alle tegenstrijdigheden uit de weg ruimen. Maar omdat hij het klassieke principe van non-contradictie ongefundeerd acht, gaat Kaplan al snel verder naar de tweede optie, de mystiek. Mystici streven niet naar consistentie, zoals logici, maar omarmen juist tegenstrijdigheden en verschillende bewustzijnstoestanden. Hoewel Kaplan het streven van mystici naar verzoening en tolerantie voor alternatieve opvattingen prijst, vraagt hij zich af of het wel zo nuttig is om te zeggen dat alles bestaat of dat zowel A als niet-A waar is. Worden de woorden ‘bestaan’ of ‘waar’ dan niet betekenisloos?
Humor
Humor is volgens Kaplan de beste manier om met tegenstrijdigheden om te gaan. Maar humor heeft niet het monopolie om over de werkelijkheid na te denken. Als de Kerstman grappig is, betekent dat nog niet dat hij bestaat. Wat we geloven, wordt door het succes van wat we geloven bepaalt. Kaplan vindt dat ons bestaan waardevoller wordt, als ‘we, bij wijze van spreken, in de Kerstman geloven. Want we leven dan niet alleen in onze ‘rationele’ linkerhersenhelft, maar geven onze ‘creatieve’ rechterhelft ook de ruimte. We leven niet langer in een onttoverde wereld, maar kunnen betekenis aan iets geven.
Eigengereid
Kaplan noemt zijn boek een ‘filosofisch onderzoek’, maar het lijkt meer geschreven door iemand die in de filosofie teleurgesteld is en de voorkeur geeft aan een idiosyncratische spiritualiteit. Er zijn nogal wat filosofen geweest die serieus hebben nagedacht over hoe we met tegenstrijdigheden moeten omgaan, of over hoe we moeten denken over ficties als de Kerstman. In dit boek komen ze niet langs. Kaplan vindt filosofen, logici of rationele-keuzetheoretici uiteindelijk te bekrompen om zich diepgaand met hen bezig te houden. Die oneerbiedige houding maakt het boek leuk. Het onorthodoxe onderwerp — de ethiek en pragmatiek van onze overtuigingen — is fascinerend. De stijl is afwisselend en persoonlijk. Het betoog is dat van de persoonlijke worsteling in plaats van een abstracte redenering. De keuze van besproken denkers is eclectisch en eigenwijs.
De fundamentele vraag gemist
Niettemin is die eigengereidheid ook de zwakte van het boek. Doordat Kaplan van de hak op de tak springt, wordt geen enkel onderwerp op een bevredigende manier uitgewerkt. Russells kale koning van Frankrijk wordt niet eens genoemd! En omdat Kaplan bijvoorbeeld de bloemrijke metafysica van Luria uit de doeken wil doen, blijft er weinig ruimte over voor helder denken. Zo komt de fundamentele vraag of je er überhaupt voor kunt kiezen om in de Kerstman te geloven niet aan de orde. De filosofie kan zeker wat meer humor en betrokkenheid gebruiken. Maar als Kaplan wat duidelijker had geschreven en minder door zijn eigen onstuimige gedachtestroom was meegezogen, dan had hij van mij best wat ernstiger mogen zijn.