DE VROLIJKE PESSIMIST
Leszek Kołakowski
iFilosofie #11
Tekst: Thomas Heij
‘Het marxisme was de grootste fantasie van onze eeuw. Het was de droom van een volmaakt een geworden maatschappij waarin alle aspiraties van de mens vervuld en alle waarden met elkaar verzoend zijn.” Dit stelde filosoof en ideeënhistoricus Leszek Kołakowski (1927–2009) in 1976. Hij was in ballingschap in Parijs, vrij van de dictatuur en censuur in zijn geboorteland Polen. Maar voordat hij de rotte kanten van de marxistische doctrine blootlegde, was hij zelf een actief marxist die carrière maakte binnen de partij. Hoe groeide een succesvolle, marxistische academicus afkomstig van het Poolse platteland in ballingschap uit tot een filosoof van de vrijheid?
Van Radom naar Oxford
Toen 25 jaar geleden de Berlijnse Muur viel, vroeg het Westen zich af wat voor systeem zich nou werkelijk achter het IJzeren Gordijn had schuilgehouden. Toen de gruwelen van het stalinisme aan het licht kwamen, probeerden westerse intellectuelen die aan de kant van het communisme hadden gestaan, de marxistische ideologie nog enigszins te redden. Stalinisme was volgens hen een verdraaiing van de oorspronkelijke leer van Marx.
Anders dan deze westerse intellectuelen kende Kołakowski het communisme van binnenuit. Geboren in 1927 in de Poolse stad Radom ondervond hij de dictatuur van het totalitaire communisme aan den lijve. Hij groeide op in een intellectuelendorpje op het Poolse platteland, waar hij zichzelf Latijn, Frans en Duits leerde. Op zijn achttiende werd hij lid van de Poolse communistische partij en in de jaren ’50 maakte hij carrière als partijlid en academicus. Aan de universiteit van Warschau werd hij hoogleraar in de filosofie en deed hij onderzoek naar ideeën en opvattingen van vroegere denkers.
Zijn ideeënhistorische werk bracht hem ook naar Nederland. Hij kon Nederlands lezen, maar kon het niet vlot spreken – net goed genoeg om ruzie te maken met een Nederlandse kleermaker. In de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam deed hij onderzoek naar Spinoza en de religieuze sektes en tolerantie uit diens tijd. Tolerantie, pluralisme en verdraagzaamheid ontbraken juist in het Polen van Kołakowski.
“Hij groeide op in een dorpje op het platteland
en werd uiteindelijk hoogleraar in Oxford.”
Hij ontmoette ooit Sartre die hoog opgaf van journalisten in Rusland: die waren pas echt geëngageerd. Maar tijdens een reis naar Rusland zag Kołakowski dat het dagelijkse leven in het systeem van Stalin niet zo rooskleurig was. Het communisme kende nogal wat schaduwzijdes. Toen Stalin in 1953 stierf gaf dat een impuls aan het revisionisme, aan het idee dat het marxisme omgevormd kon worden om de uitwassen van het stalinisme ongedaan te maken. De Poolse partijvoorzitter Władysław Gomułka was zo iemand en ook Kołakowski was aanvankelijk revisionist. Gomułka koos echter snel een pro-Russische koers, terwijl Kołakowski in zijn geschriften steeds kritischer werd.
Kołakowski vergeleek het communisme met de christelijke kerk. Zoals het christelijk geloof het instituut van de kerk niet per se nodig had, zo had ook het marxisme de communistische partij niet nodig. Zo leverde hij via een kritiek op de kerk verkapt kritiek op de partij. In Wat is socialisme? ging hij nog een stap verder. In dat korte artikel somt hij een lijst met kritiekpunten op waaraan het in het socialisme ontbrak, om te eindigen met “En nu, let goed op, want we gaan nu vertellen wat socialisme is. Socialisme is een systeem dat … Maar heeft het zin om op al die details in te gaan? Het is heel eenvoudig: socialisme is gewoon echt een wonderlijke zaak.”
De censuur weerhield de publicatie van zijn essays en in 1968 werd zijn werk zelfs verboden. Kołakowski werd uit de partij gezet, verloor zijn baan aan de universiteit en werd ontboden bij partijvoorzitter Gomułka. Van hem kreeg Kołakowski te horen dat hij maar beter uit Polen kon vertrekken. Daarop begon zijn ballingschap. Het werd een zwerftocht langs verschillende topuniversiteiten, waarbij hij bevriend raakte met denkers als Charles Taylor (aan McGill University), Alfred Tarkski (aan University of California, Berkeley) en Isaiah Berlin (aan All Souls College, Oxford).
Geschiedenis van het marxisme
Kołakowski’s ballingschap begon in Parijs. Daar begon hij aan zijn beroemdste werk: Geschiedenis van het marxisme. In drie flinke boekdelen – deel 2 en 3 schreef hij later in Oxford – behandelt hij de opkomst, bloei en ondergang van het marxisme. Het is een ideeëngeschiedenis van het marxisme, maar tegelijk een kritische beschouwing. Was Lenin eerder nog Kołakowski’s held, in Geschiedenis van het marxisme noemt hij hem een lompe amateur die niet in staat is om te argumenteren.
“Het is heel eenvoudig: socialisme
is gewoon echt een wonderlijke zaak.”
Kołakowski stelt in Geschiedenis van het marxisme dat het onzin is om te denken dat de goede kanten van het marxisme uit het communisme gedistilleerd kunnen worden. Hij laat eerder zien hoe en in welke omstandigheden het marxisme tot het totalitaire Sovjet-communisme kon uitgroeien. Kołakowski gaat daarbij zeer grondig te werk. Hij begint bij Plato en Plotinus, en behandelt niet alleen Marx, Lenin en Stalin, maar ook minder bekende marxistische denkers.
Zelf vond hij dat de Geschiedenis van het marxisme geen echt handboek was: “Voorts is de auteur niet in staat die afstand tot het onderwerp te bewaren, die verlangd had mogen worden. Van de mensen, van wie de namen genoemd worden in dit deel, kende of ken ik vele persoonlijk; met sommigen was of ben ik bevriend. Sterker nog [ik heb het over] gebeurtenissen waaraan ik zelf heb deelgenomen.” Een academische geschiedenis is misschien gebaat bij afstand. Voor de niet-academische lezer maakt Kołakowski’s vroegere betrokkenheid bij het marxisme de Geschiedenis van het marxisme alleen maar boeiender.
Communisme als bastaard
In zijn analyse van maar liefst 1500 pagina’s worden in elk geval drie dingen duidelijk. Ten eerste dat de westerse intellectuelen die zich door het marxisme hadden laten inspireren, zich vergist hebben door het marxisme los te zien van het totalitaire systeem in Oost-Europa dat in naam van het marxisme werd opgebouwd.
Ten tweede wordt duidelijk dat Marx, net als iedere utopische denker, probeerde een sluitend systeem voor de mens te ontwikkelen. Het marxistische ideaal van maatschappelijke eenheid en bevrediging van ieders behoeften was volgens Kołakowski naïef. Dat ideaal doet namelijk geen recht aan de spanning die bestaat tussen bijvoorbeeld vrijheid en gelijkheid en democratie en bestuur. Die spanningen zijn simpelweg niet op te lossen, maar vragen altijd om compromissen.
Ten derde geven de gruwelen van het stalinisme geen vertekend beeld van het marxisme, maar waren eerder een logisch gevolg ervan. De leer van Marx was namelijk zo vaag en tegenstrijdig dat iedere dictator er altijd wel een eigen draai aan kon geven. Volgens Kołakowski waren de waarden van het marxisme contradictoir en over hun praktische implementatie werd gezwegen.
Kołakowski vat het zo samen: “Het communisme was als het ware een bastaard van het socialistische idee. Het is voortgekomen uit een combinatie van vele historische omstandigheden en toevalligheden waarvan de marxistische ideologie er een was.”
Eén opvatting van vrijheid
Voor een intellectueel die het communistische systeem zelf meemaakte, is het niet vreemd dat in zijn denken het begrip vrijheid belangrijk is. Kołakowski’s vriend Isaiah Berlin, die ook de communistische dictatuur ontvluchtte, maakt in zijn beroemd geworden essay Twee opvattingen van vrijheid het onderscheid tussen negatieve en positieve vrijheid. Van negatieve vrijheid is sprake als we niet door regels of wetten beperkt of belemmerd worden – vrijheid van iets. Positieve vrijheid is juist het vermogen om iets te doen – vrijheid tot iets.
“Positieve vrijheid is een misvatting.”
Kołakowski vindt dit onderscheid overbodig. Positieve vrijheid is een misvatting. Je kunt niet spreken over positieve vrijheid zonder daar meteen een morele invulling aan te geven, bijvoorbeeld het vermogen om te werken. We verwarren dan volgens Kołakowski een persoonlijke voorkeur, c.q. het vermogen om te werken, met het begrip vrijheid.
Maar het vermogen om te werken geeft ons niet per se meer vrijheid. Kołakowski geeft daarvan een voorbeeld. Neem een concentratiekamp waar mensen gedwongen worden te werken en niemand honger lijdt. In dat geval zou iemand in dat concentratiekamp meer vrijheid hebben dan iemand in een liberale samenleving die niet kan werken en honger heeft. Die conclusie is natuurlijk absurd.
Bovendien hebben we het bij het vermogen om te werken of de afwezigheid van honger eigenlijk niet over vrijheid. Het zijn persoonlijke behoeftes, maar niet per se behoeftes die over vrijheid gaan. We hebben het dan namelijk niet over keuzeruimte of het creëren van iets. Kołakowski heeft dus zowel inhoudelijke als conceptuele bezwaren tegen Berlins positieve vrijheid.
Vrijheid is voor Kołakowski dus (als we het onderscheid toch maken) altijd negatieve vrijheid. Maar meer vrijheid is niet altijd beter en onbeperkte vrijheid bestaat niet. Vrijheid moet altijd tegen andere waarden afgewogen worden; zij is gradueel en iets waarin een balans moet worden gevonden.
Eigenzinnige publieksfilosofie
Op latere leeftijd – hij was weer in Polen welkom – schreef Kołakowski voor een breder publiek. Zijn ideeën over vrijheid vat hij samen in een kort essay dat hij voordroeg op de Poolse televisie. De stukjes die hij maakte voor tv zijn nu gebundeld en vertaald onder de titel Over het alledaagse leven. Kołakowski spreekt daarin over bekende filosofische thema’s die in zijn werk centraal staan, zoals tolerantie, macht, het goede en vrijheid. Daarnaast schrijft hij ook vermakelijk over nietsdoen, reizen en respect voor de natuur. Zijn beschouwingen zijn steeds gecomprimeerd en kernachtig, maar tegelijk goed leesbaar en soms grappig.
In dezelfde stijl weet hij de geschiedenis van de westerse filosofie te vangen in Waarom is er iets en niet niets? Daarin schetst Kołakowski dertig portretten van de grootste denkers, van Socrates tot Jaspers (Marx ontbreekt). Omdat hij geen samenvatting of opsomming van historische feiten geeft, waarschuwt hij studenten die zijn essays voor hun examen willen gebruiken; ze zouden door het gebrek aan feitelijke gegevens ontgoocheld zijn, ze zouden misschien zelfs zakken.
Kołakowski scheef grondige, academische ideeëngeschiedenissen, maar maakte ook toegankelijke essays met prachtige onliners. Enerzijds was hij een pessimist: hij schreef dat de wereld niet vrolijk was, en dat hij hem ook niet vrolijker kon maken. Ook vond hij dat de cultuur verkleuterde. Anderzijds was hij vrolijk: hij schreef een essay met als titel My correct views on everything. Hij schreef 1500 serieus te nemen pagina’s over het marxisme, maar grapte ook in Wat is socialisme? Hij was een filosoof die zowel de dictatuur als de vrijheid begreep.
De titel van dit artikel is ontleend aan het mooie essay van Alicja Gescinska over het leven van Kołakowsk.