In gesprek met het dier
“Met sommige dieren kun je hechte relaties aangaan. Zo’n relatie kan je niet alleen veel over het dier in kwestie leren, maar ook over taal, en over jezelf.” Zo begint Eva Meijer haar boek Dierentalen. Hoewel op het eerste gezicht haar doel lijkt te zijn ons meer over taal te leren, blijkt het boek al snel meer dan dat: het is eigenlijk een ontkrachting van de aanname ‘dieren zijn dom, want ze hebben geen taal.’
Tekst: Conny van der Meer
Meijer begint haar boek door de confrontatie aan te gaan met de misvattingen die wij als mens hebben over ons eigen kunnen, en stelt dat we de intelligentie van dieren altijd met menselijke maten hebben gemeten. Want natuurlijk vinden we dieren dommer als we de aanwezigheid van menselijke competenties zien als bewijs van intelligentie. Andersom is de mens in hondentermen waarschijnlijk ook niet erg intelligent, stelt ze terecht, omdat mensen bijvoorbeeld niet op geur kunnen navigeren. Er zijn veel dingen die wij beter kunnen dan dieren, maar andersom geldt dat ook.
Daarnaast blijken mensen niet alleen door kortzichtigheid beperkt in het erkennen van dierlijke intelligentie. Onze zintuigen kunnen de communicatie van dieren soms simpelweg niet waarnemen: dolfijnengeluiden zijn te hoog, en olifanten spreken te laag met elkaar. Dieren zijn dus niet dom, we meten ze alleen met de verkeerde maten. Daarna lijkt haar boek er aan toe te willen voegen: en ze hebben echt wel taal.
Dierendialect
Meijer heeft goed door dat wij dieren pas als gelijken zullen erkennen als ze vergelijkbare kwalificaties hebben, en vult haar boek dan ook met een grote verzameling aan anekdotes en feiten die de lezer laten zien dat dieren eenzelfde taalvaardigheid als de mens kunnen beheersen: een papegaai die leert dat hij grijs is, een olifant die menselijke woorden kan uitspreken, en een aap die een hechte band met mensen opbouwt door te communiceren.
Maar ook onderling blijken dieren taliger en intelligenter te zijn dan wij tot nu toe dachten: dolfijnen noemen elkaar bij hun naam, doodshoofdaapjes hebben een speciaal geluid voor elk individu en binnen soorten hebben verschillende groepen dieren soms zelfs hun eigen dialect.
Meijer zegt dat ze graag zou zien dat deze soort informatie in de taalfilosofie, biologie en ethologie gebruikt zou worden om meer inzicht te geven in taal, maar bovenal kan deze informatie ons dieren op een andere manier laten zien, waardoor hun politieke positie misschien zal veranderen. In de realisatie van dit laatste doel zou dit boek een grote rol kunnen spelen: ze doet aan het eind een directe oproep met dieren in gesprek te gaan om erachter te komen wat ze willen. Daarnaast zet Meijers kennis over taal en dieren de lezer en zijn intelligentie even goed op hun plek.