Hoe schrijf je een filosofisch boek?

0 Flares 0 Flares ×

Op 10 oktober start voor de derde keer de filosofische schrijfcursus ‘Ontwikkel je eigen filosofische boek’, die de ISVW in samenwerking met online schrijfacademie Editio organiseert. iFilosofie interviewt Marc van Dijk, docent van deze cursus en Rinske Hillen, die tijdens de kick-off te gast is om over de ontwikkeling van haar prijswinnende debuut te vertellen.


Tekst en interviews: Marthe Kerkwijk.

Marc van Dijk: ‘Een goede filosofische schrijver durft tegen zichzelf in te denken.’
Marc van Dijk is kunstenaar, journalist en schrijver. Voor
Trouw en Filosofie Magazine schrijft hij over filosofie. Hij interviewde Denker des Vaderlands Daan Roovers voor het boek Wij zijn de politiek (2019) en schreef een biografie van Huub Oosterhuis De paus van Amsterdam (2013). Met tekenaar Sander ter Steege ontwikkelt hij een filosofische graphic novelreeks voor kinderen: Becky Breinstein (deel 1 verscheen in 2019, deel 2 is in de maak).

Wanneer is een boek een filosofisch boek?
‘Dat is heel simpel: als de schrijver beweert dat het een filosofisch boek is. Dat is een beetje een flauw antwoord, natuurlijk. Het is net als met kunst: wat is kunst? Iemand maakt iets en zegt dat het kunst of filosofie is, maar vervolgens is het aan anderen om te bepalen of het de moeite waard is. Filosofie begint bij het stellen van vragen waar geen eenduidig antwoord op is. Vragen naar betekenis. Wie filosofisch wil schrijven, moet bereid zijn om echt te denken, zonder vooringenomenheid en zonder vooraf vaststaande zekerheden. Je hebt schrijvers die heel stellig één standpunt verkondigen, maar ik zou dat niet snel filosofie noemen. Een goede filosofische schrijver durft ook tegen zichzelf in te denken. Dat is een kwaliteit die niet iedereen heeft, maar die je wel kunt trainen.

Het is overigens niet primair een filosofiecursus, maar een schrijfcursus. De zoektocht naar ieders eigen stem staat voorop – het filosofische gehalte is geen hard criterium. Ik ben gespitst op creativiteit en vitaliteit. Ik hoop dat er gaandeweg iets gebeurt tijdens het schrijven. Iets wat de schrijver ontdekt tijdens het schrijven.’

Dat klinkt mooi, maar hoe krijg je de deelnemers op dat punt?
‘Ik ga om te beginnen uit van wat de cursisten al doen of kunnen. De schrijfoefeningen die ik geef staan vast, maar mijn commentaar is heel persoonlijk. Ik kijk hoe elke individuele deelnemer een stap verder kan komen in het schrijven. Ik zal niet snel een filosofisch debat voeren met een deelnemer, het schrijven staat voorop. Ik wijs ze soms wel op de filosofische implicaties van hun teksten: als je dit zegt, ken je dan ook dat argument? Zo probeer ik elke deelnemer een stap vooruit te helpen. Sommigen hebben een goed idee, maar worstelen met de formuleringen. Anderen kunnen mooi schrijven, maar weten nog niet precies wat ze willen vertellen. Dan gaan we daar via de opdrachten samen naar zoeken. Het doel van de cursus is niet om een boek te schrijven, maar om het concept van dat boek te doordenken en te verwoorden. En om de eerste concrete stappen te zetten.’

Na de introductiedag op de ISVW hebben de cursisten negen weken om thuis aan online-opdrachten te werken. Aan het slot is er de live pitchdag op de ISVW, met een uitgever en een literair agent. Heb je echt negen weken nodig om aan hen te kunnen uitleggen wat je boekidee is?
‘Negen weken is zeker niet te veel tijd, leert de ervaring. We hebben de werkperiode zelfs iets langer gemaakt, zodat de cursisten meer tijd hebben voor de laatlaatste opdrachten. Het is heel ingewikkeld om een goed plan te maken voor een boek. Veel mensen lopen al heel lang rond met een idee. Bijvoorbeeld: ‘ik wil mijn ervaringen in de verpleegkunde eens opschrijven’. Maar je helpt jezelf enorm door de tijd te nemen om echt na te denken over wat je daar dan eigenlijk over te vertellen hebt, en in welke vorm. Door na te denken over hoe je aan een ander over het boek vertelt, kun je het uiteindelijk ook beter schrijven.’

Hoe werkt dat dan?
‘We werken aan een pakketje waarmee je een uitgever voor het boek zou kunnen interesseren. Dat doen we door wekelijkse online schrijfopdrachten, waarmee je ook de discipline oefent die bij het schrijverschap hoort. In dat pakketje zit bijvoorbeeld een kernachtige samenvatting van je boek en een achterflaptekst.’

Een achterflap? Is dat niet een taak voor de uitgever?
‘Een flaptekst is bij uitstek bedoeld om een ander voor je boek te interesseren. Dat is niet onbelangrijk. Je hoeft geen marketeer te worden en je boek hoeft niet in de bestsellertoptien – dat zal ook niet zo snel gebeuren. Maar het is een enorm geschenk aan jezelf om de kern van je boek in een ultrakorte tekst te kunnen samenvatten. Wat is het belangrijkste thema? Wat wil ik vertellen, en hoe kan ik dat op een overtuigende en prikkelende manier overbrengen aan een ander? Het gaat erom helder te krijgen wat je aan het doen bent, in de confrontatie met de buitenwereld. Tijdens de pitchdag aan het eind van de cursus zien we dit ook allemaal gebeuren. Mensen zijn dan echt veel verder dan waar ze zijn begonnen, en ze kunnen er met trots over vertellen. Het is heel waardevol om dat te zien groeien in die paar weken. Deelnemers ervaren de cursus dan ook als een snelkookpan. Van de vorige twee lichtingen hebben een aantal deelnemers hun boek inmiddels gepubliceerd, of ze zijn in een vergevorderd stadium. Een enkeling is in gesprek met een toonaangevende uitgever. Maar ook als dit geheel niet je doel is, geeft de cursus je meer grip op je eigen schrijfpraktijk.’

Rinske Hillen: ‘Het dramatisch verloop staat voorop. Ik ben daar heel streng in.’
Rinske Hillen studeerde filosofie en rechten aan de universiteiten van Amsterdam en Cambridge. In 2018 debuteerde zij met de familiesaga
Houtrot, die werd bekroond met de ANV debutantenprijs, genomineerd voor de Bronzen Uil. In 2020 verschijnt haar tweede roman Mannenmaal. Recensenten loven de lichte stijl waarmee ze moeilijke filosofische kwesties aangaat. Hoe gaat een filosofische fictieschrijver te werk?

Hoe lang heb je met het idee voor je debuut rondgelopen, voordat de eerste letter op papier kwam?
Toen ik eenmaal begon, was het snel geschreven. Het was een rollercoaster. Ik had helemaal geen plan. Maar als ik terugkijk, liep ik al een decennium met een filosofische vraag: in hoeverre kunnen we ons bevrijden van het juk van onze voorouders? Het idee van een huis kwam pas het laatste jaar. Ik had ineens een beeld, bijna een visioen, dat er onder bomen de lijken van voorouders lagen. De mensen leefden op de wortels en onder de schaduw van die bomen. Daarna was het lang zoeken naar een concreet perspectief: eerst vond ik de stem van de dochter, toen van de vader, en toen ging het snel: drie maanden schrijven en drie maanden redigeren.

Dat is snel!
Het verhaal is met mij aan de haal gegaan. Ik probeerde eerst rationeel iets goeds te bedenken. Maar de pen nam het verhaal in eigen hand. Op het moment dat ik ging nadenken, stopte ik. Ik bedoel niet dat ik mijn hoofd niet gebruikte, maar ik maakte me leeg voor de personages. Eerst zie je het verhaal dan opdoemen in de verte, dan trekt de mist steeds verder op. Dat is heel bevrijdend.

Waarom is dat bevrijdend?
Omdat ik er zelf niet meer toe deed.

Trouw prees de filosofische terzijdes in je romans. Hoe verweef je filosofie in fictie?
Dat was zoeken, ik heb juist veel filosofische beschouwingen geschrapt. Ik ben daar heel streng in: het moet passen in het dramatisch verloop, anders gaat het eruit. Ik ga geen dikke klont door de soep roeren. Voor mij zit filosofie meer in de scharnieren van het verhaal dan in een personage dat Schopenhauer citeert. Mijn roman begon met een filosofische vraag die mij in het dagelijks leven fascineert. De stijl, met terzijdes, komt denk ik voort uit de manier waarop ik in het leven sta. Ik ben eigenlijk altijd gegrepen door allerlei filosofische vragen. Filosofie is voor mij vooral verwondering. Die verwondering, die puurheid, heeft filosofie gemeen met fictie. Maar in zekere zin zijn ze ook elkaars tegenovergestelde.

In welke zin?
In een verhaal creëer je een wereld, een kijkdoos als het ware. Die wereld zie je alleen door het gat in de kijkdoos. Dat gat is het perspectief van het personage. Filosofie is als een helikopter. Die wil het deksel van de kijkdoos halen en van bovenaf de wereld beschouwen, veel abstracter. Maar in een verhaal kan dat niet zomaar. Je ziet de dingen vanuit het perspectief van iemand en je kunt dat niet loslaten, want dan help je de wereld van het verhaal om zeep. Je kunt daarom niet zomaar een filosofische beschouwing beginnen als dat niet past in het dramatisch verloop.

Hoe kan het dan wel werken?
Je kunt het op allerlei manieren doen. Ik heb bijvoorbeeld de keuze gemaakt om een van de personages een natuurfilosoof te laten zijn, dat geeft mogelijkheden. Maar er zijn talloze andere manieren. Ik ben een liefhebber van grote epische verhalen, Dostojevski, Tolstoj, Mann en zo. Die maken hun wereld – hun kijkdoos – zo groot, dat daar van alles in past en er ruimte is voor allerlei filosofische dialogen en beschouwingen. Milan Kundera neemt met een alwetende verteller hele filosofische essays op in zijn romans. Dat kan ook, maar je moet dan wel weten wat je doet. Kafka is dan weer het tegenovergestelde: die citeert nooit een filosoof, en zijn personages ontsteken ook niet in allerlei filosofische reflecties, maar de hele opzet van het verhaal is een manifestatie van een filosofische vraag. Het gaat mis wanneer de lezer het gevoel krijgt dat de auteur ineens voor het verhaal gaat staan en even zijn zegje gaat doen. De wereld die je maakt moet intact blijven.

Tot slot: heb je een schrijftip voor ons?
Wacht niet op de juiste stemming of omstandigheden. Begin, benader het als een vak en geef het je volledige toewijding. Schrijf elke dag.

(foto Marc van Dijk: Daniella van Lienden)
(foto Rinske Hillen: Amaury Miller)

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer