HET FAVORIETE FILOSOFIEBOEK VAN / WIM BRANDS
Zhung Zi. De volledige geschriften
Kristofer Schipper
Tekst / interview: Marlou van Paridon
Video: Paul Troost / Paul Scheulderman
Nog geen minuut hoefde Wim Brands na te denken over de keuze van zijn favoriete filosofieboek. “Zo’n keuze gaat zintuiglijk”, zegt hij. Brands kreeg dit boek in 1997 toen het zojuist was uitgekomen. “Ik had een paar regels gelezen en wist: dit wil ik uitlezen.” Brands leest voor van de eerste pagina: ‘Zhuang Zi’s geschriften behoren tot de oudste taoïstische teksten […]. Ze behoren tot de hoogtepunten van het Chinese denken. Ze zijn de mooiste, de meest oorspronkelijke en de meest betekenisvolle teksten uit de wereldliteratuur.”
“Ik interesseerde me ook direct voor de vertaler”, zegt Brands. “Kristofer Schipper is opgeleid tot klassiek sinoloog en kwam zo in aanraking met het taoïsme dat hem zodanig interesseerde dat hij in Taiwan – waar hij jarenlang woonde – werd ingewijd in de leer en taoïstisch priester werd.”
“Het taoïsme fascineert me omdat het een soort ‘humpti dumpti anarchisme’ is. Het zet zaken op hun kop. Het brengt begrippen tot een kale essentie terug. De Zhuang Zi bestaat uit verhalen waar ontzettend veel in zit. Neem het verhaal van Kok Ding. De Zhuang Zi zegt daarmee: hoe minder je doet, hoe beter het is.” Brands vertelt: “Kok Ding ontleedt runderen en werkt al 19 jaar met hetzelfde mes. Hij benadert runderen met zijn geest. Hij snijdt niet, hij houwt niet, hij gebruikt geen spierkracht maar geesteskracht. Zo komt het dat zijn mes nooit bot wordt. “Dit verhaal is toepasbaar op ons leven. Ik heb wel eens in een vergadering gezegd: ‘Dit moeten wij niet organiseren …. dit organiseert zichzelf.’ Maar dan worden ze allemaal boos op je.”
Het taoïsme gaat over vrijheid. Het heeft zich ontwikkeld uit de mysteriecultussen van de Chinese handelaars waar iedereen ongeacht zijn sociale status toegang toe had. Het gaf weerwoord aan het Confucianisme dat in dezelfde tijd ontstond (4de eeuw voor Christus, red.) en een elitaire leer van de adelstand was.
Taoïsten proberen zo weinig mogelijk te benoemen. Wij in het Westen benoemen bijvoorbeeld handicaps. Maar op het moment dat je dat doet, dan begint de uitsluiting. Daarover is een prachtig verhaaltje over een gedrocht van een man die een kinnebak heeft die tot aan zijn navel komt. De moraal: je mag wanstaltig van leden zijn, maar dat belemmert je niet om te voorzien in wat je in het leven nodig hebt. “Zie je,” zegt Brands, “daar gaat de moraal weer op zijn kop. Wij denken: o, wat zielig, maar daarmee begint juist de uitsluiting. Dat is misschien wel veel erger dan dat iemand de zorg voor zichzelf heeft, hoe invalide hij ook is.”
Wat me vooral bevalt, is de manier waarop de taoïsten ons mensen bezien. Denk even aan Clinton die met een aardbol in zijn handen zegt dat wij de rentmeesters van de wereld zijn. Natuurlijk moeten wij voor de wereld zorgen, maar dan toch vooral omdat die aarde zo z’n eigen gang gaat en wij als pluisjes over die aarde zweven. Het christendom en ook het humanisme plaatsen de mens zo in het centrum van alles dat vergeten wordt dat wij strohonden zijn die zo vlam vatten. Taoïsten snappen dat. Dus denk nu weer even aan die aardbol, denk Clinton weg en kijk naar dat stofje dat je nauwelijks ziet en weet ook dat over de nodige tijd het ijs weer tot aan Parijs staat.