Met Heidegger achter de PC: hoe je zesde zintuig de wereld kan helpen
In deze moderne digitale wereld staat kennis gelijk aan kwantificering. Maar is dit soort objectieve kennis de enige manier om de wereld begrijpen? In Filosofie in een tijd van big data beargumenteert Christian Madsbjerg van niet. Hij pleit daarom voor een herwaardering van de geesteswetenschappen: het mens-zijn begrijpen, in plaats van meten. Weet Madsbjerg met zijn felle pleidooi echter ook een bevredigend alternatief te schetsen voor ons algoritmetijdperk?
Tekst: Lukas Brand
Als filosoof en adviseur helpt Christian Madsbjerg bedrijven het belang in te zien van kwalitatieve analyse, naast kwantitatieve. Volgens hem is het economische en publieke leven steeds meer in de ban geraakt van technische oplossingen, geleid (en verleid) door de grote software- en databedrijven uit Silicon Valley: Google, Facebook, PayPal, Amazon, etc. Madsbjerg stelt dat zij de mens zien als eeninherent irrationeel en inefficiënt wezen, en beschouwen dit als een essentieel probleem bij het oplossen van economische en maatschappelijke vraagstukken. Data-analyse en kunstmatige intelligentie bieden volgens het ‘Silicon Valley-denken’ een neutrale en efficiënte aanpak, en bieden daarmee een beter perspectief om de wereld te begrijpen. Fout, denkt Madsbjerg. We moeten de wereld op een heel andere manier leren zien.
Hoe krijgt de wereld betekenis?
Madsbjerg herleidt het ‘Silicon Valley-denken’ tot Descartes en diens nadruk op de mens als individu. Het objectieve en analytische van Descartes zet hij lijnrecht tegenover Heideggers fenomenologie: ‘mensen worden gedefinieerd door de maatschappij waarin ze leven’ en de realiteit moet dan ook in relatie tot hun leven in de maatschappij beschouwd worden. Dit holisme combineert Madsbjerg met een vorm van intuïtionisme die hij sensemaking noemt, te vergelijken met de praktische wijsheid of phronèsis van Aristoteles. Sensemaking gaat over het scheiden van zin en onzin; het ‘uitmaken’ wat ‘zinnig’ is op een welhaast zintuigelijke manier. De vertalers kozen ervoor dit begrip als ‘betekenisgeving’ te vertalen om de connotatie met ‘begrijpen’ te benadrukken: door middel van betekenisgeving kan de mens de wereld van het mens-zijn beter leren begrijpen.
‘Als we betekenisgeving toepassen in het dagelijks leven zien we een kamer niet meer als ruimte die gevuld is met afzonderlijke dingen, maar ontwaren we de structuren die samen een culturele realiteit vormen. (…) Bij betekenisgeving ziet men alle dingen in relatie tot elkaar. (…) Niets bestaat op zichzelf in een individueel vacuüm.’
Deze stelling vormt de kern van Madsbjergs betoog, dat hij uiteenzet aan de hand van ‘vijf principes van betekenisgeving’. Hiermee wil Madsbjerg duidelijk maken waarom de geesteswetenschappen nog van belang zijn, ook in tijden van rappe technologische vooruitgang. Mensen zijn niet louter een verzameling individuen; hun leven wordt ook gekenmerkt door een gezamenlijke cultuur. Daarnaast is de ‘objectieve’ kennis van de bètawetenschappen niet de enige vorm van kennis. Deze meetbare en universeel geldende informatie noemt Madsbjerg dunne data en hij stelt ze tegenover dikke data: niet-meetbare en situatiegebonden informatie zoals subjectieve kennis, publiekelijk gedeelde kennis (culturele kennis) en intuïtieve kennis. Deze vier vormen van kennis moeten met elkaar verbonden blijven, wil Madsbjerg zeggen, de ene vorm is niet belangrijker dan de andere.
Een simpel dualisme tussen het cartesiaanse ‘Silicon Valley-denken’
en Heideggeriaanse ‘betekenisgeving’ is niet vol te houden
Anekdotisch bewijs
Alle principes zijn gestoeld op deze ideeën. Madsbjerg bespreekt ze in aparte hoofdstukken aan de hand van vele voorbeelden en een aantal filosofische en wetenschappelijke inzichten. Zo zijn ook de openingshoofdstukken en slotbeschouwing opgezet. De uitvoerig beschreven anekdotes – situaties uit Madsbjergs werk als adviseur en ervaringen in het leven van inspirerende ‘leiders’ – zorgen voor een levendige leeservaring en helpen enorm om inzicht in en grip op de theorie te krijgen, maar ze verhullen ook het dunne filosofische karakter van het boek. Madsbjerg voegt geen nieuwe inzichten toe en houdt het in plaats daarvan bij korte, simpele weergaven van enkele primaire aspecten uit het werk van bekende filosofen: Dreyfus over vaardigheden, Nagel over objectieve kennis als kennis zonder standpunt, Peirce over abductie en Heidegger over techniek, stemmingen en fenomenologie. Daarnaast verwijst hij bij het bespreken van zijn principes telkens weer terug naar een vorm van intuïtionisme (sensemaking) en holisme (Heideggers fenomenologie), en alhoewel de vijf principes helpen om meer grip te krijgen op die complexe concepten zijn ze niet uniek genoeg om echt van ‘principes’ te spreken.
Schijnbare tegenstellingen
De felle toon waarmee Madsbjerg een dualisme schets tussen het ‘Silicon Valley-denken’ en ‘betekenisgeving’, tussen meetbare en niet-meetbare resultaten, objectieve en subjectieve kennis of tussen Descartes en Heidegger, is dan ook niet vol te houden. Dit blijkt meermaals in het betoog wanneer Madsbjerg zijn eigen punt afzwakt, bijvoorbeeld door te zeggen dat technologische vooruitgang ‘zeker ook voordelen biedt, maar dat het denken erin is doorgeschoten’ of dat ‘niemand pleit voor het afschaffen van deze geavanceerde technologie of haar geest van ondernemerschap (…) de kritiek is gericht op de stilzwijgende en sluipende consequenties voor ons intellectuele leven.’ Deze nuanceringen werkt Madsbjerg echter niet uit, terwijl juist hiermee het filosofische debat verder zou worden geholpen.
Daarmee wil ik echter niet zeggen dat het boek niet de moeite waard is. Voor wie het gevoel heeft vast te zitten in een werkomgeving waar alles om kwantificering draait is dit een goede plek om nieuwe inspiratie op te doen. Filosofie in een tijd van big data biedt de lezer een andere bril om de wereld door te zien en laat met vermakelijke en inspirerende voorbeelden zien hoe deze nieuwe kijk op de wereld toegepast kan worden. Daarnaast biedt het ook de (beginnende) denker een aardige en verfrissende introductie in interessante filosofische concepten zoals kennis, het individu en realiteit. Wie echter al verder is en zich op een inhoudelijk debat over techniek, mens en maatschappij wil storten kan beter verder zoeken.
Christian Madsbjerg, Filosofie in een tijd van big data. Ten Have, 2017.