Uit ‘Extreem in de klas’: We moeten naar de pijn toe, interview met Birgit Pfeifer
Birgit Pfeifer is godsdienstwetenschapper en germanist en als hoofddocent Jeugd en veiligheid verbonden aan Hogeschool Windesheim. Aan de Vrije Universiteit doet zij tevens promotie-onderzoek naar de rol van existentiële processen in aanloop naar geweld op scholen met dodelijke afloop en andere radicaliseringsprocessen bij jongeren.
Radicalisering is niets nieuws. Het is een verschijnsel dat voortkomt uit existentiële crises die we allemaal meemaken. Als je in een existentiële crisis zit, ben je zoekende naar betekenisgevende constructies. De jeugd verkeert altijd wel in existentiële onzekerheid, omdat veel dingen dan nog nieuw zijn. Die onzekerheid wordt verder aangedikt door de diversiteit, ontworteling en geweldsdreiging die onze maatschappij typeren. Door ontworteling en individualisme ervaren we een existentiële eenzaamheid die vóór de twintigste eeuw minder algemeen was, zegt Victor Fraenkl. Richting- en zingevende constructies gaan teloor, dat kenmerkt het modernisme. Niet voor niets denkt de Duitse filosofe Hannah Arendt dat modernisme en de aantrekkingskracht van ideologie – een kunstmatige, alomvattende betekenisconstructie – samenhangen.
Kun je die existentiële crises toelichten?
Koole, Greenberg en Pyszczynski baseren zich op Irvin Yalom als ze zeggen dat er vijf grote existentiële vragen zijn: die naar dood, isolatie, identiteit, vrijheid en zinloosheid. Bij vrijheid gaat het bijvoorbeeld om het besef dat je als mens vrij bent om te kiezen en daarmee zelf verantwoordelijk bent voor je leven, alle ellende en misère incluis. Een ander voorbeeld: ieder mens gaat dood, maar we streven ook naar onsterfelijkheid. Welke zin zou ons leven hebben als het op een gegeven moment eindigt en we dan vergeten worden? Dit soort vragen kunnen jongeren bijzonder bezig houden. Zonder begeleiding komen ze er soms niet uit, wat kan leiden tot een existentiële crisis.
De reactie op zo’n crisis is dat mensen op zoek gaan naar zingeving. Religies en ideologieën bieden antwoorden op existentiële vragen. Extremisme biedt vooral antwoorden die zwart-wit en daarom voor jongeren makkelijk te begrijpen zijn. Neem nu isolatie: in existentiële zin zit ieder mens opgesloten in zijn eigen ervaringswereld, de ander zal je nooit echt begrijpen. Dit kan een gevoel van eenzaamheid oproepen. Door een wij-zij tegenstelling te versterken bieden radicale ideologieën jongeren het gevoel bij een groep te horen en niet alleen te zijn. De existentiële vraag van vrijheid en eigen verantwoordelijkheid wordt door een bijbehorende complottheorie beantwoord: alle kwaad is de schuld van de ‘Ander’, bijvoorbeeld dat ik geen stageplek heb omdat ik Mohammed heet en iedereen zo racistisch is.
Net als religie biedt ideologie ons zingeving in de vorm van mythes, rituelen en transcendente ervaringen. De mythes van radicaliserende jongeren lijken vaak op elkaar: het is de schuld van de Ander, alleen ik en mijn groep kennen de waarheid, wie niet voor me is, is tegen mij. Met deze mythes, die als mantra’s herhaald worden, stopt het zelfstandige denken. Je hoeft alleen nog maar te doen wat je religie of ideologie je opdraagt. Dat zie je bij alle aanhangers van extreme ideologieën. Ik heb net Arendt genoemd: als je ziet waartoe de nazi’s in staat waren… Dat waren gewone mensen, vaders en minnaars, maar toch konden ze zo hun eigen verantwoording loslaten.
Nu zullen leerlingen niet gauw in staat zijn iemand het hoofd af te snijden. Ideologie kan ze echter wel een uitspraak in de mond leggen als: ‘het is maar goed dat ze die figuur hebben onthoofd, want hij had de Profeet beledigd.’ Anderen zeiden dat de foto van Aylan, het driejarige kind dat dood op een Turks strand lag, zo gestaged is dat wij medelijden met vluchtelingen krijgen. Het loslaten van kritisch denken is de prijs die je betaalt voor elke ideologie. Dat is wat we radicalisering noemen.
Door te zeggen dat ‘iedereen mag zeggen wat hij wil, we hebben vrijheid van meningsuiting’ sus je alleen maar
Op deze existentiële dimensie in radicaliseringsprocessen richt ik me met mijn onderzoek – niet op het topje van de ijsberg dat we vanuit het veiligheidsperspectief bekijken: wie een aanslag zou kunnen plegen, wie zou kunnen uitreizen, wie een bom of molotovcocktail in een moskee gaat gooien… Nee, ik kijk onder de waterspiegel, naar de grote groep jongeren waarmee we in het onderwijs te maken hebben die kan radicaliseren en extreme uitingen in de klas kan doen. Als je daar als docent iets mee wilt aanvangen, stimuleer dan het kritisch denken en het eigen verantwoordingsgevoel. Dat doe je niet als je zegt dat ‘iedereen mag zeggen wat hij wil, we hebben vrijheid van meningsuiting.’ Daarmee sus je alleen maar.
Wil je dat er iets gebeurt met de leerlingen, dan moet je naar de pijn toe, naar de existentiële angsten. Dat vraagt van jou als onderwijsprofessional om meer dan alleen het beheersen van bepaalde gesprekstechnieken. Je moet in staat zijn die meningen en ideeën te exploreren en aandacht en ruimte te geven aan de onderstroom in zo’n klas. Daar zit heel veel emotie, overtuiging, normen en waarden in en dat vinden we eng. Niet gek, want onze eigen existentiële angsten worden net zo goed aangeboord. Tegelijkertijd is deze onderstroom wel de potentie van zo’n klas. Dáár moet je het eigenlijk over hebben. Doe je dat niet, dan kan polarisering, zo niet radicalisering, groeien. Als een complottheorie eenmaal wortel heeft geschoten, versterkt elke slechte ervaring met de ‘Ander’ immers de existentiële angst, dus ook de ideologie.
Een citaat dat ik graag aanhaal als het gaat om hoe existentiële vragen bij radicaliserende jongeren tot extreem gedrag kunnen leiden komt uit het boek Dokter Glas van Hjalmar Söderberg: ‘Men wil bemind worden, bij gebrek daaraan bewonderd, bij gebrek daaraan gevreesd, bij gebrek daaraan verafschuwd en veracht. Men wil bij andere mensen een gevoel oproepen. De ziel huivert voor de leegte en wil tot iedere prijs contact.’
Stel, ik ben een jongere en ik geloof dat ‘Aylan’ in scène is gezet of dat moslims in Europa structureel gediscrimineerd worden. Als ik jou dan hoor, zou ik zeggen: ‘wíj zijn juist degenen die kritisch zijn, wíj prikken door de schijn heen.’
Dat is het nu juist: elk antwoord dat wij onszelf geven in existentiële crises is de waarheid! Iedereen zal zeggen, van welke kant hij ook kijkt: ‘wij zijn kritisch, wij weten hoe het zit, wij hebben de antwoorden.’ Wat je op school en in de klas kunt doen – jammer genoeg hebben we veel filosofielessen wegbezuinigd – is met elkaar in gesprek gaan en elkaar durven ontmoeten in de pijn. Ik wil niet zeggen deradicaliseren, maar dat zou wel helpen je weerbaarder te maken tegen die kant en klare oplossingen voor je existentiële angsten.
(Zelf)kritisch zijn hangt volgens jou nauw samen met bereid zijn de minder prettige kanten van je bestaan, de facts of life, onder ogen te zien. Is het zo dat, zolang we die onderstroom niet aanspreken, mensen zich meer in hun ideologische posities gaan verschansen, waardoor hun existentiële isolement per saldo alleen maar toe- in plaats van afneemt?
Inderdaad. Met Windesheim, Radicaal Anders en Kadans hebben wij een pedagogische alliantie tegen radicalisering gevormd. Daarmee hebben wij een instrument ontwikkeld dat de ‘Waardengestuurde Dialoog’ heet. Wij gaan ervan uit dat, als het om deze zingevingsvragen gaat, je als onderwijs niet in je eentje moet opereren, maar altijd allianties moet zoeken: met ouders, met wijkagenten, met sleutelfiguren voor de jongeren. Als begeleider van zo’n dialoog moet je ervoor zorgen dat je bij de essentie van het probleem komt, bij de pijn. Dat is soms eng, omdat mensen met opzet getriggerd worden om helemaal bij hun emotie en frustratie te komen.
Dat doen we bijvoorbeeld met moslimjongeren. Elke keer zie je dezelfde dingen naar boven komen: ‘wij hebben niet dezelfde kansen, hoezo vrijheid van meningsuiting? Dat geldt alleen maar voor jullie, niet voor ons.’ Je hoort altijd dezelfde frustraties die samenhangen met zingevingsvragen. Dat teken je vervolgens uit, als cirkel, en dan ga je kijken: waar zou jij nu uit die cirkel kunnen stappen en wat zou je kunnen doen om dat te bereiken? Dan heb je al één fact of life aangesproken: als je vrij wilt zijn, neem dan zelf de verantwoordelijkheid. Als zij dan klagen dat niemand iets van de islam afweet en iedereen maar denkt ze allemaal terroristen zijn – dat is één van de dingen die altijd worden gezegd –, dan is er vaak ook iemand die zegt: ‘ik ken wel een jeugdimam die het goed kan uitleggen. Zullen we die een keer op school uitnodigen om wat te vertellen?’ Zo haal je ze uit die ideologie, uit die voorgefabriceerde en niet kritisch gereflecteerde antwoorden die ze continu geven als een ritueel.
Dit is een heel ingewikkeld proces. Van de docent of gespreksleider die daar staat vergt het een scherp inzicht in eigen normen en waarden. Met welke existentiële vragen worstel je zelf? Heb je de antwoorden die je jezelf geeft al eens kritisch bekeken? Ik kan me voorstellen dat niet iedere docent dat zo één twee drie kan. Daarom worden extreme uitingen in de klas en hoogoplopende discussies te vaak met een deken van de vrijheid van meningsuiting geblust. Onder die deken blijft het broeien en voelt niemand zich werkelijk gehoord.
Er is een passage in de roman Dokter Glas van Hjalmar Söderberg die ik hier erg toepasselijk vind: ‘Men wil bemind worden, bij gebrek daaraan bewonderd, bij gebrek daaraan gevreesd, bij gebrek daaraan verafschuwd en veracht. Men wil bij andere mensen een gevoel oproepen. De ziel huivert voor de leegte en wil tot iedere prijs contact.’
Hoe ziet het alternatief er volgens jou uit?
Zolang we uitgaan van het veiligheidsperspectief, reageren we op signalen die in feite het topje van de ijsberg zijn. Als je wilt kijken onder het wateroppervlak, dan moet je niet pas reageren als de ijsberg plotseling boven water komt. Vóór die tijd ben je op school en in de klas, liefst met allianties, al bezig te kijken naar wat er speelt. Je stelt de vraag hoe je leerlingen die met existentiële vragen worstelen kunt begeleiden en wie je daarvoor nodig hebt. Omdat ik wel begrijp dat niet iedere docent dit kan, zijn die allianties zo belangrijk.
Op school moet een sfeer ontstaan waarin het vanzelfsprekend is dat dit soort vragen geadresseerd wordt en leerlingen de facts of life onder ogen kunnen zien, zodat ze emotioneel met begrippen als zingeving en sterfelijkheid leren omgaan. Dat is de opdracht die een school heeft. Daar hoort bij dat je leerlingen voorbereidt op het functioneren in een democratische rechtsstaat. De vrijheid van meningsuiting is soms moeilijk te verkroppen, zeker wanneer je feitelijke buurman echt anders tegen de dingen aankijkt dan jij.
Is het dan niet voldoende voor een school leerlingen klaar te stomen voor de arbeidsmarkt en vakbekwame mensen af te leveren?
Het klinkt moraliserend, maar het gaat om de woorden ‘burger’ en ‘burgerschap’. Dat druist eigenlijk tegen de individualisering in die we tot nu toe veel in het onderwijs hebben gehad. Wat dat betreft hebben ook lerarenopleidingen een opdracht.
Hoe luidt die opdracht?
Op de lerarenopleiding leer je van alles over ontwikkelingspsychologie, maar als ik tegen mijn studenten zeg, ook al zijn het vierdejaars, dat de ‘existentiële dimensie een rol speelt’ en Arendt erbij haal, dan ben ik ze kwijt. Ze weten werkelijk niet waar ik het dan over heb. Als ik onze studenten nu zie, dan kunnen ze bijvoorbeeld over de discussie tussen Clinton en Trump helemaal niets zeggen. Ze hebben wel een oordeel, maar onderbouwen? Ho maar. Het conflict tussen Israël en Palestina? Kunnen ze niets over zeggen.
Het is cruciaal dat we het vraagstuk van extremen in de klas niet met kant en klare ‘oplossingen’ benaderen
Je hebt als leraar een heel politieke baan, want jij vormt de toekomst van een land. Je hebt daar een invloed op. Die vormingsopdracht moet je serieus nemen. We kunnen niet zeggen: ‘ik ben wiskundeleraar en ik moet ervoor zorgen dat je goed leert rekenen.’ Nee, je bent meer dan dat. Dat betekent dat je jezelf moet kunnen vormen. Voor een docent moet bildung vanzelfsprekend zijn en dat zie ik niet meer. Door alle eisen die de overheid en wij onszelf hebben gesteld – ik heb het over het afrekensysteem: studenten moeten de kennisbasistoets van het vak halen, enzovoorts – zijn we volgens mij iets essentieels kwijtgeraakt. Wat mij betreft moet bildung daarom worden teruggebracht, niet alleen in de lerarenopleiding maar ook in het beroep van leraar.
Wat houdt bildung volgens jou in?
Bildung biedt de context om ideeën, emoties en existentiële angsten te kunnen plaatsen. Daarvoor moet je kennis hebben die buiten je vak om gaat. Het betekent ook dat je hebt geleerd kritisch op je eigen normen en waarden, meningen en gevoelens te reflecteren – en niet alleen in de zin van ‘ik denk, ik vind, ik voel’. Kritisch reflecteren houdt in dat je je eigen zingevingsconstructen kunt verbinden met die van anderen: filosofen, kunstenaars, je docent of een politieke tegenstander. Dat is voor mij bildung.
Veel docenten zijn zoekende naar hoe ze kunnen doen waar ik het over heb gehad. Wat je dan ziet is dat materiaal of cursussen worden aangeboden aan docenten die een vraag hebben maar nog niet zeker weten wat hun vraag überhaupt is. We geven ze een kant en klaar pakket ‘zó ga je om met extremen in de klas’. Uit een onderzoek met studenten van Windesheim is gebleken dat ze zich dan juist niet competent voelen om met extremen in de de klas om te gaan. Onze studenten gaven aan dat zo’n cursus of materiaal niet bij de situatie of de persoon past.
Als we docenten hierin verder willen brengen, dan moeten we ze, voordat zij er in de praktijk mee te maken krijgen, in een veilige omgeving onderdompelen in dit soort situaties. Naderhand kunnen ze dan reflecteren: ‘wat is er nu met me gebeurd? Is mijn existentiële angst geraakt? Welke normen en waarden hebben meegespeeld bij mijn reactie?’ Dat is een soort oefenen, een laten ervaren. Het is cruciaal dat we het vraagstuk van extremen in de klas niet met kant en klare ‘oplossingen’ benaderen. De kant en klare antwoorden van ideologieën vinden we toch ook geen echte oplossingen? Laten we consequent zijn! Dit probleem tackle je alleen vanuit de persoon van de leraar zelf. Het gaat om de diepste menselijke angsten, die ons allen bezig houden, niet alleen kinderen die extreme dingen roepen, maar ook de docent die voor die klas staat.
Bekijk hier een interview met Mark Leegsma: