Democratie als service

0 Flares 0 Flares ×

In Overspannen democratie, genomineerd voor de PrinsjesBoekenprijs voor het beste politieke boek van het afgelopen parlementaire jaar, betoogt Gijs van Oenen dat méér democratie niet de oplossing voor al onze problemen is. Sterker nog, de democratie dreigt aan haar eigen succes ten onder te gaan. Voor de democratisch getrainde burger is alle inspraak, onderhandeling en interactie ook te veel van het goede, dus hij moet gaan ontspannen voordat hij onder de last bezwijkt. Maar mínder democratie zonder ondemocratisch te worden: hoe dan?

Tekst: Mark Leegsma

Stel je voor: in een zaaltje ergens in het land nadert een politicus de climax van zijn betoog. Dan vraagt hij zijn gehoor: ‘willen jullie méér of mínder democratie?’ Hoe zal het publiek hierop reageren? Zullen zij ‘minder, minder!’ beginnen te scanderen? Nee, ben je mal! Natuurlijk zullen zij roepen dat zij ‘meer, meer’ democratie willen. Want is meer democratie in onze tijd niet de panacee voor al onze politieke perikelen?

Met deze vette knipoog naar Wilders opent Gijs van Oenen, hoofddocent politieke en sociale filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Overspannen democratie, een boek dat op even frisse als onderbouwde wijze het idee dat meer democratie altijd beter is op de korrel neemt. Dat begint met de constatering dat de democratie sinds de Tweede Wereldoorlog een groot succesverhaal is. Die observatie strijkt de conservatieve en progressieve critici die vandaag het hoogste woord voeren meteen tegen de haren in, maar wat gekker is: waarom zou meer democratie, gegeven haar succes, niet altijd beter zijn?

Tragedie van representatie
In het kort luidt Van Oenens antwoord dat de democratie, als in een heuse tragedie, aan haar eigen succes ten onder dreigt te gaan. Met name de hoge verwachtingen die wij, de burgers, van onze democratische instellingen en cultuur hebben, zouden wel eens ‘te veel van het goede’ kunnen zijn. Nadat de lezer in het eerste hoofdstuk aan deze tegendraadse stelling heeft mogen ruiken, neemt Van Oenen hem vervolgens in drie hoofdstukken mee door de uitwerking ervan. Allereerst gaat hij in op ‘vreemde machten’ die de democratie ‘koloniseren’: het ‘informatiebombardement’ van traditionele en nieuwe media, ‘tegenpublieken’ die zich recalcitrant en soms pervers tot de openbaarheid verhouden, en natuurlijk de ‘neoliberale logica’s’ volgens welke diezelfde openbaarheid, hoeksteen van de democratische cultuur, er is voor de Markt in plaats van andersom. Verfrissend is hoe Van Oenen zijn eruditie inzet om zijn punt méér en niet mínder toegankelijk te maken. Dat de lezer op de koop toe getrakteerd wordt op een inleiding in Foucault, Habermas en hun onderlinge discussie is mooi meegenomen.

Tegen representatieve democratie zijn
betekent tegen democratie zijn

 

Inmiddels zijn we dan aanbeland in een hoofdstuk dat Van Oenen geheel wijdt aan het populisme. Laat daarbij zijn aangetekend dat, hoewel we in de Nederlandse situatie meer met rechts dan met links populisme te maken hebben, het links-rechts onderscheid er in dit hoofdstuk niet toe doet. Waar het wel om gaat, is de afkeer van representatieve democratie die linkse en rechte populisten gemeen hebben en de roep om directe democratie die daarmee gepaard gaat. Volgens Van Oenen vaart populisme in deze zin heel wel bij onze uit de hand gelopen verwachtingen over wat democratie vermag. Wat hij vooral met lede ogen aanziet is de verwachting dat democratie mijn persoonlijke belangen en verlangens behartigt en bevredigt, alsof iedere individuele burger een ‘direct lijntje’ met de macht zou kunnen en moeten hebben.

Maar die verwachting berust op een verkeerd begrip van wat het ‘volk’ is en, vooral, hoe het er is. Immers, zo vraagt Van Oenen, is een volk ooit onmiddellijk voor zichzelf aanwezig? We kunnen de straat opgaan en daar andere personen tegenkomen of, in een vol voetbalstadion, een heleboel andere, maar wanneer komt het volk als geheel ooit zichzelf in eigen persoon tegen? Wil het volk zichzelf besturen, dan zal het zichzelf dus eerst moeten vóórstellen, representeren. Tegen representatieve democratie zijn, zo wil Van Oenen maar zeggen, betekent tegen democratie zijn. Daarom vormt de roep om    directe democratie waar het populisme op teert een des te grotere belasting. 

Democratische metaalmoeheid
Het zwaarst belast door de hoge verwachtingen van de burger wordt echter niet één of andere abstracte entiteit genaamd democratie, maar de burger zelf. Die moet hard en langdurig trainen om zich de skills eigen te maken om mee te doen aan de hedendaagse, op voortdurende inspraak, onderhandeling en andere soorten van interactie draaiende democratie. En meedoen, allemaal, overal, altijd, dat is wat we verwachten van – onszelf. Het kan niet anders of dat leidt op den duur tot ‘democratische metaalmoeheid’, concludeert Van Oenen onder verwijzing naar de huidige golf van burnout, depressie en uitputting ‘niet anders omschreven’. Zette de Duitse filosoof Byung-Chul Han dat thema een paar jaar geleden op de kaart, in Van Oenens betoog lijkt het tot wrange wasdom te zijn gekomen.

Wat te doen? Wel, het is hoe dan ook zaak dat de democratie niet werkelijk aan haar metaalmoeheid bezwijkt. Vandaar Van Oenens op zich goed te volgen voorstel dat de burger ontlast moet worden. Volgens hem kan dat ook, en sterker nog: het gebeurt al. In het laatste hoofdstuk van zijn boek gaat het over ‘nudging’ en andere technieken om de burger het kiezen ‘niet leuker, wel makkelijker’ te maken. Bij nudging gaat het om het ‘inrichten’ van de ‘keuzeruimte’ naar het voorbeeld van sociale media en webwinkels, die op grond van verzamelde   data over ‘uw eerdere keuzes’ tot gepersonaliseerde suggesties komen. Omdat de verwerking van data tot keuze-inrichting een zaak van algoritmen is, spreekt Van Oenen niet geheel gekscherend van ‘algoritmische democratie’. Zijn verwachting is dan ook dat de democratie, opdat wij burgers ons ontspannen, zich meer en meer zal gaan aanbieden als een service.

Niet gemakkelijker, wel leuker
Kan een dergelijke verwachting anders dan voor gekromde tenen zorgen, als het tenminste over de ook al zo lange tenen van de door en door in interactieve democratie getrainde burger gaat? We kunnen ons zo voorstellen hoe het eraan toe zou gaan, in een zaaltje ergens in het land: ‘Hoezo, democratie als service? Niet leuker, wel gemakkelijker? Ja, voor die regenten in hun Haagse bubbel om maar niet naar mij en mij en mij te hoeven luisteren! Wij kunnen, willen, moeten zélf kiezen! Trouwens, wie verzamelt eigenlijk al die data, wie schrijft die algoritmen? Wij willen méér democratie!’ Aan het einde van Overspannen democratie aangekomen zal de lezer echter beseffen dat ‘meer democratie’ niet per se deel van de oplossing, maar deel van het probleem is.

Natuurlijk is dat provocatief. Maar dat Van Oenen de mogelijkheid van een algoritmische democratie serieus neemt in plaats van die onmiddellijk te verwerpen wil niet zeggen dat hij vindt dat ze zonder meer moet worden ingevoerd. Grappig genoeg kan van zijn boek in die zin het tegenovergestelde worden gezegd als van de service die de belastingdienst zegt te bieden: het maakt het niet gemakkelijker de problemen die zich in onze overspannen democratie voordoen te confronteren, wel leuker. En als Van Oenens verdediging van representatie en openbaarheid één ding verdient, dan wel dat Overspannen democratie het ‘publieke debat’ op gang brengt over hoe we ons de democratie als service voorstellen en wat we daarmee kunnen, willen en moeten.

Gijs van Oenen, Overspannen democratie: Hoge verwachtingen, paradoxale gevolgen. Boom, 2018.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Related Posts

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.59.54

Jeukwoorden

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.54.21

Husserl roept op tot actie

Para-doxale column René ten Bos: Kant

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.40.05

Een betondicht gesprek

Reageer