De schatkist van de literatuur
‘Literatuur als filosofie’ luidt de ondertitel van de inleiding van Denkende romans. In een notendop is dat de literatuurinterpretatie die Jeroen Vanheste, docent filosofie, in dit boek onderzoekt. In twaalf hoofdstukken, die vrijwel steeds een beroemde schrijver als onderwerp hebben, analyseert hij hen vooral als auteurs die iets te zeggen hebben over de menselijke natuur en cultuur. Vanheste beschrijft deze opvattingen en vergelijkt ze met elkaar. Zo ontstaat een panorama van literair vormgegeven visies op de mens.
Tekst: Florian Jacobs
Zeker in de uitvoerige inleiding filosofeert Vanheste ook even over het belang van literatuur. Zijn opvatting laat zich samenvatten met het idee dat de literatuur een spel is ‘waarin we ons tijdelijk in een andere wereld bewegen waar andere regels gelden’ (p. 57). Dat spel van de literatuur levert mensbeelden op die niet minder waardevol zijn dan filosofische en wetenschappelijke theorieën. Met dit boek nam Vanheste zich voor twaalf literaire mensbeelden uit te diepen.
Grote schrijvers zijn idealisten
Vanheste zet de toon met Tolstoj die het over niet minder heeft dan de grote levensvragen. Zijn grote romans zijn te lezen als uitwerkingen van een antwoord op de vraag ‘Hoe te leven?’ Bij Cervantes en Proust bereikt de idealistische drang van de mens grote hoogten. Cervantes is de pionier en grootmeester van de idealistische liefde en Proust geeft blijk van een leven dat geheel en al aan de kunst is gewijd. De lezer vermoedt dat schrijverschap en idealisme niet zonder elkaar kunnen. Welke prijs wordt ook alweer uitgereikt aan ‘the most outstanding work in an ideal direction’?
De volgende schrijvers zingen evenwel een toontje lager. Bellows karakters leven op een minder hoogdravend ‘ritme van [hun] karakter’ (p. 158), Vestdijks stijl is eigenlijk te nuchter om hem idealisme te kunnen aanwrijven en bij Dennis Potter verlaten we de literatuur zelfs helemaal. Thomas Mann heeft wel degelijk idealistische trekjes, maar dit hoofdstuk komt niet uit de verf. Vanheste prijst weliswaar de ideeënrijkdom in het werk van Mann, maar doet vervolgens heel weinig met die rijkdom. Verder dan het citeren van een paar radiotoespraken komt hij eigenlijk niet. De lezer wordt bovendien verrast door de overdaad aan Engelstalige citaten van Thomas Mann (sinds wanneer schreef die zo veel in Engels?). Later herlas ik in het woord vooraf dat het hoofdstuk over Mann eerder een Engelstalige bijdrage aan een bundel is geweest. Dat is te merken.
Moderne tijd: donker humanisme
De twintigste eeuw is goed vertegenwoordigd. T.S. Eliots cultuurkritiek komt voorbij, net als De slaapwandelaars van Hermann Broch. Na deze twee volgt Dostojevski, een wat gekke keuze, niet omdat Dostojevski niet filosofisch genoeg zou zijn (integendeel!), maar omdat de lezer net denkt volop in de twintigste eeuw te zijn beland. Dostojevski voorspelde de moderne mens al, zo stelt Vanheste, en hij beschrijft hoe Dostojevski’s ‘ondergrondse man’ al de overname door de techniek en de stuurloze moderne mens beschreef. ‘Juist het scherpste verstand zorgt voor het grootste gevaar wanneer het de leiding van hogere waarden moet missen.’ (p. 308), is een parafrase van Dostojevski die als bruggetje fungeert naar de modernste schrijvers. We zitten er meteen middenin: Kundera en met name Houellebecq vegen de vloer aan met de radeloze moderne mens. De literatuur is er in de afgelopen eeuwen bepaald niet vrolijker op geworden, constateert deze lezer.
Conclusie
Al met al zou ik dit boek aanraden aan iedereen die op zoek is naar een inleiding in de interpretatie van grote literaire werken. Wie op zoek is naar een diepgravende analyse van de filosofie van bijvoorbeeld Thomas Mann zou ik evenwel een ander boek aanraden: bij de schrijvers die ik al goed kende, viel de oppervlakkige lezing van Vanheste op. Natuurlijk moest Vanheste zijn bespreking beperken tot een hoofdstuk, maar de vermelding van gemeenplaatsen voegt weinig toe aan bestaande literatuur. Gelukkig heeft Vanheste wel een uitgebreide literatuurlijst opgenomen die de geïnteresseerde lezer verder helpt. Al met al een aardig boek als inleiding in filosofie en literatuur, vooral als opstapje naar het werk van de grote schrijvers zelf.