DE POËZIE VAN PAUL CELAN
Sjibbolet voor Paul Celan
Jacques Derrida
Tekst: Clara Bolle
Over Paul Celan is al zo veel gezegd en gesproken. Wat ons rest is zijn werk nog eens te lezen. Lees het net zolang, totdat de woorden weer als nieuw schijnen en tegelijkertijd tot onze eigen woorden verworden zijn. In Sjibbolet voor Paul Celan doet Jacques Derrida verslag van zijn vele intieme momenten met de poëzie van Celan. Het boek mag dan gaan over het werk van Celan, nog veel meer is het een uitdrukking van Derrida’s denken.
Als filosoof denk je na over iets; Derrida dacht vooral na over literatuur. Door een tekst omzichtig te benaderen, te omcirkelen, komt men volgens Derrida tot de kern van de tekst. Maar het schrift laat zich niet grijpen door onze woorden. Het ontspringt telkens aan onze interpretaties, aldus Derrida. Tussen destructie en constructie ligt de essentie van de tekst. Literatuur kent volgens Derrida dan ook geen eenduidige lezing: ze is een eindeloze exercitie naar het vinden van de waarheid tussen de regels door. In de gedichten van Celan onderzoekt Derrida de sporen van datgene wat wezenlijk is, om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat de zoektocht zelf de essentie is van wat literatuur vermag.
Bijzonder & universeel
Sjibbolet betekent grens, stroom, rivier, korenaar of olijftak. Het woord sjibbolet is een wachtwoord waarmee we ons met een bepaalde groep identificeren. Sjibbolet is een rite de passage: de toegang tot de gemeenschap. In het werk van Celan komt het woord sjibbolet zelf nauwelijks voor. Voor Derrida gaat het dan ook niet om het woord zelf, maar om datgene waar het naar verwijst. Sjibbolet representeert het fenomeen van data, aldus Derrida. Een datum drukt het particuliere uit, in de zin dat bijvoorbeeld de datum 5 november 2015 slechts één keer zal voorkomen. Tevens drukt het fenomeen van een datum iets universeels uit. Data werken als grenzen; de grenslijn tussen het particuliere en het universele, tussen het vreemde en het eigene, of tussen het vergeten en het herinneren.
In Sjibbolet voor Paul Celan doet Jacques Derrida verslag van zijn momenten met de poëzie van Celan.
De rituele besnijdenis is volgens Derrida een voorbeeld van de manier waarop het fenomeen sjibbolet werkt. Het is letterlijk en figuurlijk de inkerving van een gebeurtenis, een datum. Door de eenmalige gebeurtenis van een besnijdenis gaat men tot de geloofsgemeenschap behoren. Daarnaast is het ritueel van de besnijdenis een haast universeel gegeven. Het is de eerste en tevens de laatste keer van een inwijding. Kortom, een besnijdenis drukt het singuliere, het eenmalige, uit, maar het fenomeen van de besnijdenis drukt evengoed het algemene, het gemeenschappelijke uit.
Derrida haalt het gedicht Jerusalem van William Blake aan om de relatie tussen sjibbolet, besnijdenis en poëzie aan te tonen: ‘De drekkige Bolster & Bedekking / Omschrijvend & Besnijdend, tot Vacuüm verdampend, de trekken van de Mens openbarend (…) voor eeuwig de Eenheid / der Vier Zintuigen genietend, in de Omlijning, de Omtrek & Vorm / in de Vergeving der Zonden die Zelf-Vernietiging is; dit is het verbond van Jahweh’.
Decoderen
Derrida gebruikt het concept sjibbolet om de poëzie van Celan te kunnen ontcijferen. Door middel van decodering probeert Derrida toegang te krijgen tot de poorten van Celan. Sjbbolet voor Paul Celan staat in het teken van interpretatie, herinterpretatie en herhalingen, om zo tot de kern te komen van het onuitspreekbare. De traditie van de woorden, het geheugen van de taal, is voor Derrida de sleutel om tot de essentie van de tekst te komen. Maar juist het decoderen, het interpreteren, is het wezen van de tekst. Er ontsnapt altijd iets aan de taal; dat wil zeggen dat er altijd een discrepantie ontstaat tussen de woorden en datgene wat ze proberen uit te drukken. ‘Ik zoek ook, want ik ben opnieuw waar ik begonnen ben, de plaats van eigen herkomst’, aldus Celan in ‘De Meridiaan’.
Oorsprong
De zoektocht naar de essentie van Celans poëzie is tevens de zoektocht van Derrida naar de oorsprong. De oorsprong die telkens ontspringt wanneer je denkt hem gegrepen te hebben; een matroesjka die steeds weer nieuwe poppetjes tevoorschijn tovert. In die zin wordt de filosofie van Derrida vooral gekenmerkt door een Talmoedisch denken; dat wil zeggen een organisch geheel van ideeën en gedachten. In de joodse traditie staat de eerste tekst, de Tora, centraal; daaromheen zijn lagen aangebracht om de tekst te kunnen begrijpen. Deze lagen van tekstinterpretatie fungeren als wegen naar de correcte uitleg van de Tora. Toch geeft het gebruik van commentaren, net zoals de interpretaties van Derrida, aan dat het bijna onmogelijk is om de Tora echt te begrijpen.
Literair
Het goddelijke, JHWH, blijft onuitspreekbaar, net zoals het joods-zijn onuitspreekbaar blijft in de poëzie van Celan en in de filosofie van Derrida. ‘De tekst is onveranderlijk en de opvattingen zijn dikwijls alleen maar een uitdrukking van de wanhoop daarover’, aldus de geestelijke in Franz Kafka’s parabel ‘Voor de wet’. Er is een dunne grens tussen het niet mogen uitspreken en het niet kunnen uitspreken. Het joodse denken, en dan met name het denken van Derrida, is in wezen literair. De woorden zweven, raken je aan en laten een spoor achter. Wat rest is de poëzie van Celan:
‘(…) Paden erheen.
Wouden langs
het zompige wielspoor
Op-
geraapt,
klein, al open beukennootje: donkerzwarte
opening, bestookt
door vingervragen
naar —
waarnaar?
Naar
het onherhaalbare, daar- (…)’.