Correcte Verlichting: in gesprek met Carlo Strenger
Trump en de alternatieve feiten, Le Pen en het ‘on est chez nous’: voor de Israëlische denker en psychoanalyticus van Zwitserse komaf Carlo Strenger is de maat vol. In zijn essay Beschaafde minachting opent hij het vuur op de politieke correctheid, die in zijn analyse ten grondslag ligt aan de afbraak van de liberale democratie in het Westen. Als tegengif pleit Strenger voor het tolerantiebeginsel zoals de Verlichting het ooit begreep. Moeten we dan terug naar een Verlichte toekomst? En kan dat nog wel? Stof voor een tolerant gesprek.
Tekst: Mark Leegsma
Het is een frisse novembermaandag als ik een chique hotel aan de Amsterdamse Herengracht binnenstap. Nog geen 24 uur geleden heb ik Beschaafde minachting van Carlo Strenger gelezen, met wie ik zometeen een gesprek zal hebben. Door omstandigheden heb ik mijn lectuur tot het laatste moment moeten uitstellen, maar gelukkig ben ik als een mes door de boter door Strengers betoog gegaan. Het wist aan een menigte gedachten die tot nu toe door mijn vingers glipten definitie en consistentie te geven, waardoor ze met terugwerkende kracht de echo’s van Strengers eigen woorden lijken.
Wat spreekt me zo aan? Schematisch gezien verzet Strenger zich vanuit een conservatieve gedachte tegen een naar verluidt progressief dédain voor alles wat Westers heet. Tegelijk steelt hij in naam van een progressieve politiek de Westerse Verlichting terug uit handen van conservatieve krachten. Met andere woorden, Strenger trekt zich op een verfrissende manier niets aan van heersende politieke schema’s. Wil je een probleem oplossen, gooi dan eerst de ingebakken kaders overboord; daar doet Strenger een fiere poging toe.
Alleen, wat is het probleem? Volgens Strenger is een zeker relativisme bezig de discursieve praktijk waar de liberale democratie op stoelt uit te hollen – denk aan de ‘alternatieve feiten’. Dat is, zoals hij tijdens ons gesprek meer dan eens zal zeggen, een ramp. In zijn analyse is het absolute, kritiekloze respect voor de ander dat we beter kennen onder de naam ‘politieke correctheid’ van die ontwikkeling de tragische katalysator geweest.
Behalve deze negatieve politiek-filosofische analyse biedt Strenger echter ook een positief pleidooi voor een soort Back to the Future: een eerherstel van het tolerantiebeginsel zoals dat oorspronkelijk in de Verlichting is uitgewerkt. Zoals Strenger het ziet, rust tolerantie op drie pilaren: de scheiding van kerk en staat, de autonomie van het individu (niet in de laatste plaats ten aanzien van groepsidentiteiten) en het idee dat niets of niemand boven kritiek verheven is. Daarom, concludeert Strenger, vergt tolerantie een actieve houding die met relativisme niets van doen heeft, de houding die hij beschaafde minachting noemt.
Met deze basale coördinaten nog vers in mijn geheugen betreed ik dus het hotel aan de Herengracht. Niet veel later zit Carlo Strenger in eigen persoon tegenover mij. Om zijn lippen speelt de minzame glimlach van iemand die zich bewust is van de voorgekookte vorm die ‘interview’ heet. Het zal dan ook geen toeval zijn dat hij me voorstelt er ‘gewoon een gesprek’ van te maken en maar te zien waar dat ons heenvoert. Dat ben ik roerend met hem eens – ook al vermoed ik dat de spreektijd niet geheel gelijk verdeeld zal worden –, dus steek ik van wal:
U stelt in uw boek dat Europa na de Tweede Wereldoorlog begon zichzelf te kastijden, wat leidde tot de geboorte van de politieke correctheid. Als Europa inderdaad zijn politieke correctheid zou laten varen en daarvoor in de plaats een houding van beschaafde minachting zou aannemen, zoals u bepleit, moet het dan ook ophouden zich achter zijn schuldige geweten te verstoppen? Zo ja, hoe moet het dan omgaan met de schuld die het draagt?
Kijk, ik ben er geen voorstander van het verleden te verdringen. Wat wordt verdrongen, keert op één of andere manier altijd terug. Mijn vrouw en ik zijn nu [november 2017, ML] op sabbatical in Berlijn en ik ben onder de indruk van hoe Duitsland met zijn nazi-verleden omgaat. Dat betekent voor mij niet dat elke Duitser die lang na het nazi-bewind is geboren zich daar schuldig over zou moeten voelen. Wat we moeten doen is leren van het verleden. Volgens de geest van de Verlichting is niets boven kritiek verheven. Juist leren van het verleden en je eigen fouten aan kritiek onderwerpen behoort daarom tot ons erfgoed.
De crux is dat we ons verleden niet ontkennen, maar zeggen: we weten nu hoe gevaarlijk racisme is, hoe gevaarlijk het is andere mensen of volkeren als Untermenschen te classificeren en als zodanig te behandelen. Dat betekent niet dat we de hele Verlichtingstraditie de deur uit moeten doen. Er is heus wel meer dat het Westen heeft voortgebracht dan twee wereldoorlogen, kolonialisme en imperialisme. Kennis en kunst hebben een ongeëvenaarde bloei doorgemaakt, het leven is onvergelijkbaar veel gemakkelijker geworden, de levensverwachting is gestegen…
Mensen hebben recht op een identiteit. Het punt is dat
identiteit niet de waarheidswaarde van wat je beweert bepaalt
De zelfkastijding na de Tweede Wereldoorlog komt voornamelijk op het conto van marxistische intellectuelen. Toen bleek dat de Sovjet-Unie de ‘eerste ring van de hel’ (om met Solzenitsyn te spreken, die weer op Dante zinspeelde) en niet het paradijs op aarde was, bleef er voor hen qua kritisch standpunt niets anders over dan ‘het Westen is slecht’, want ‘fallocentrisch’ en ‘te rationeel’. Het resultaat was een catastrofe. We hebben hele generaties studenten opgeleid met het idee dat ze elke cultuur moeten begrijpen behalve hun eigen. Ik vind dat er meer valt te begrijpen en bijgevolg te verdedigen van de Westerse cultuur – waarmee ik overigens niets etnisch bedoel. Het gaat om een verzameling van waarden, praktijken, kennis.
Wat politieke correctheid qua respect voor de culturele, religieuze, etnische of welke achtergrond dan ook van de ander volgens u motiveert is dat die achtergrond aan de identiteit van de ander ten grondslag ligt. Deze omschrijving deed me beseffen dat politiek links en rechts elkaars obsessie met het thema identiteit spiegelen: rechts wil ‘onze’ identiteit beschermen, links die van de ‘ander’…
Omdat links een laatste ‘goede zaak’ nodig had nadat ze alle andere was kwijtgeraakt. Links is de identiteitspolitiek ingegaan toen het socialisme zijn laatste adem had uitgeblazen.
Het lijkt er dus op dat er een vreemd soort medeplichtigheid tussen rechts en links bestaat.
Laten we een stap verder in de geschiedenis hiervan zetten. Eerst had je marxisten als Sartre, die in zijn voorwoord tot het boek van Frantz Fanon [De verworpenen der aarde, 1961, ML] zegt: ‘telkens als je een blanke man neerschiet, ben je van twee dingen af: één blanke man en één onderdrukker.’ Tegen 1980 viel zelfs de optie om maoïst te zijn af, want Mao was nog erger dan Hitler en Stalin gebleken. Wat overbleef was een houding van enorm gevoelig zijn voor ieder ander. Daardoor zijn we, denk ik, in een totale onsamenhangendheid terecht gekomen, want deze identitaire denkwijze heeft vele, met name jonge mensen in het Westen volledig verlamd.
En toen deed politiek rechts een ontdekking: dat dit soort postmodern relativisme eigenlijk heel goed voor haar zaak is. Immers, als je iemands overtuigingen dient te respecteren om de simpele reden dat hij of zij die heeft, dan mag jij mijn politieke opvattingen ook niet aanvallen! Als ik zeg dat Jezus Christus binnen nu en zeven jaar terugkeert op aarde om ons te redden, mag jij mij niet vragen: ‘en hoe weet je dat?’ Na deze ‘ontdekking’ is in de VS de ‘moral majority’ in het leven geroepen en in Europa heb je nu tal van bewegingen die allemaal de boodschap uitdragen dat ‘on est chez nous’, om met Marine Le Pen te spreken. Kortom, rechts is op een fantastische manier meegereden op de rug van de door links ontwikkelde politieke correctheid.
Ik heb nooit de illusie gehad dat het in de politiek om rationaliteit en feiten gaat. Politiek gaat over identiteit. Het idee van representatieve democratie berust voor een deel op het verlangen te worden geregeerd door mensen zoals jij. Doorgaans bestaat er een spanning tussen dat verlangen en het land laten besturen door de meest competenten. Kijk naar de VS, waar nu een waanzinnig ‘competente’ president zit, omdat het volk, terecht of onterecht, dacht dat hij is zoals zij en ‘hun taal spreekt’. De relativistische consequenties van politieke correctheid hebben de democratische discursieve cultuur grotendeels vernietigd, denk ik. Dat is in mijn ogen een ramp.
Ik leg zo de nadruk op vragen naar de feiten omdat, als je niet over een gemeenschappelijke methodologie om de feiten te bepalen beschikt, je geen discussie over waarden kunt voeren. Als Donald Trump stelt dat de opwarming van de aarde onzin is, terwijl het zuiden van de VS vorig jaar door vijf orkanen is getroffen, de een nog zwaarder dan de ander; als hij de simpele feiten niet wil zien, terwijl de overweldigende meerderheid van wetenschappers er niet aan twijfelt dat global warming door de mens is veroorzaakt; dan hebben we geen basis voor een discussie.
Nogmaals, het is een geïdealiseerd beeld van democratie om te zeggen dat de agora de publieke ruimte was waar men samenkwam om het gemene goed te bespreken. Het is altijd al over macht, emotie en de eigen groep gegaan. Maar het verschil tussen een functionerende democratie en chaos die tot dictatuur kan afglijden – en dat is in de twintigste eeuw vaak genoeg gebeurd – is wanneer er geen grens meer is aan hoe ver je de realiteit kunt verdraaien. Daar maak ik me grote zorgen over.
Ik zou nog even op het thema identiteit willen voortborduren. Terwijl ik de medeplichtigheid tussen links en rechts van de pagina’s zag komen, vroeg ik me af of beschaafde minachting deel uitmaakt van een bredere kritiek van de prioriteit die we identiteit geven. Is er een verband tussen die twee of ziet u dat anders?
Ik denk dat mensen een recht op identiteit hebben. Het is een heel basale behoefte. Het punt is dat identiteit niet de waarheidswaarde van wat je beweert bepaalt. Nu moet ik mezelf nauwkeurig uitdrukken: aangezien ik het tolerantiebeginsel van de Verlichting en niet politieke correctheid aanhang, hebben mensen natúúrlijk het recht de overtuigingen waarin ze zijn ingesleten te huldigen. Ik heb dat recht te respecteren, maar dat betekent niet dat ik de inhoud van hun overtuigingen hoef te respecteren. Als de inhoud van een overtuiging is dat je homoseksuelen publiekelijk aan de galg moet hangen, dan verafschuw en minacht ik die waarde. Ik ga moslims niet opdragen wat ze moeten geloven, maar ik zal ze er wel op aanvallen. Hetzelfde geldt voor joodse ultraorthodoxe opvattingen over vrouwen of de positie van de katholieke kerk inzake condoomgebruik in gebieden waar AIDS welig tiert.
Tegen identiteit zijn is zoiets als tegen zwaartekracht zijn: het kan wel, maar je gaat er niet veel mee bereiken. Wel kunnen we zeggen dat je recht op identiteit jou geen monopolie geeft op wat voor waar gehouden moet worden. Ik geloof niet dat de Koran geopenbaarde waarheid is, net zo min als de boeken van de Bijbel, ook al is mijn achtergrond orthodox joods. Op dit punt vind ik dat mensen met een Westerse oriëntatie die aan Verlichtingswaarden gecommitteerd zijn opnieuw een fighting spirit moeten krijgen.
Pijn hoort bij leven met vrijheid
Wat dat betreft vond ik de reactie van het Westen op de door ayatollah Khomeini uitgesproken fatwah over Salman Rushdie een veeg teken van wat ons te wachten stond. In plaats van Iran zoet te houden had de reactie moeten zijn: ‘als jullie Iraniërs denken dat jullie onze soevereiniteit kunnen schenden door een doodsvonnis over een van onze burgers uit te vaardigen, dan is dat een directe aanval op een lid van de NAVO; derhalve zal de NAVO passende maatregelen treffen.’ Ik ben heus geen militarist, maar er zijn momenten dat je je overtuigingen hard moet maken met duidelijke acties. Aardig zijn werkt niet.
Over wat voor ‘duidelijke acties’ hebben we het dan?
Ze hadden destijds kunnen beginnen met economische sancties; uiteindelijk is dat er wel van gekomen, maar alleen vanwege Irans nucleaire programma; het bevriezen van alle tegoeden; iedereen arresteren die ervan werd verdacht een aanval op de uitgever te beramen, enzovoorts. Maar de reactie van het Westen was vergoelijkend.
Als ik stel dat een cultuur van beschaafde minachting een hoge mate van beschavingstraining vereist, dan is een van de benodigde trainingen het verdragen van beledigingen. Stel, je gaat een avondje naar het cabaret. Als de cabaretier goed is, zal hij je zoveel mogelijk beledigen. Daar lach je om. Als je opstaat en de cabaretier een rechtse directe uitdeelt, heb je niet begrepen wat cabaret is. Toen Jyllands Posten de beruchte spotprenten van Mohammed publiceerde, had ik kunnen zeggen dat ik beledigd was, maar ik zou niemand zijn gaan opblazen. Mensen vertellen jodenmoppen. Sommige vind ik grappig, andere smakeloos, maar ik ga niemand neerschieten. Dat is de ruimte van een liberale cultuur. Die vereist van ons dat we afzien van geweld tenzij het uit zelfverdediging is en betekent dat alles open staat voor kritiek, onze eigen posities incluis.
U schenkt in uw essay ook aandacht aan de emotionele component van beschaafde minachting. Hoe zou het overeenkomende deel van wat u zojuist beschavingstraining noemde eruit zien?
Er vindt in de VS op dit moment een verschrikkelijke ontwikkeling plaats van zogeheten ‘safe spaces’ op colleges [te vergelijken met hogescholen in Nederland, ML], plekken waar studenten door niets of niemand beledigd zullen worden. In Israël heb ik dikwijls meegedaan aan een tv-programma genaamd ‘De rabbijn en de professor’, waarbij ik de professor was en in discussie ging met ultra- en nationaal-orthodoxe opponenten. Ik ben altijd heel direct in mijn kritiek. Toch is het zo dat als ik in de gelovige buurten van Jeruzalem kom, mensen mij niet alleen herkennen maar me ook enthousiast zeggen: ‘wat jammer dat er niet meer van dat soort programma’s zijn! U bent wel streng voor uw tegenstanders, maar het komt uit een warm hart. U betrekt hen er echt bij.’
We hebben volgens mij de neiging ons in onze eigen bubbels terug te trekken, waar we alleen ‘ons soort mensen’ tegenkomen. Beschavingstraining betekent dat je andere mensen juist wel ontmoet, dat je de discussie met hen aangaat en ziet hoe je je eventuele woede kunt beheersen, wat niet hetzelfde betekent als je woede niet uiten.
Naar het einde van uw betoog toe roept u op tot een hernieuwde ‘passie voor de vrijheid’. Tussen die passie en de hedendaagse Europeaan, die u met Nietzsches Laatste Mens vergelijkt, ligt een schijnbaar onoverbrugbare kloof. Houdt deze passie verband met de training zoals u die voorstaat?
Zeker. Ik ben ook betrokken bij een aantal netwerken die onderzoek doen naar terrorisme. Je hebt kracht nodig om de voortdurende aanvallen van buitenaf en, meer nog, van binnenuit te weerstaan. Als je me vraagt of de liberale democratie in het Westen zal overleven – ze krijgt nu al flinke klappen te verduren –, dan weet ik niet zeker of dit gaat werken. Dus inderdaad, dat gapende gat is er. Maar ik geef niet op zonder te vechten.
Gelukkig niet! Maar laten we nog even teruggaan naar de politiek, met name de linkse. Zou het niet nodig zijn om wat ouderwetse emancipatoire politiek te bedrijven? Immers, het is een goede zaak om de frustratie te tolereren dat je op sommige vlakken minder bent, maar is het niet teveel gevraagd van mensen om alleen maar te tolereren? Bestaat er niet ook zoiets als sociaal onrecht en moeten we daar niet iets aan doen?
Kijk, ik ben een klassieke liberaal met een sterke hang naar democratie. Het idee dat sociaal onrecht uitgeroeid kan worden is een van de gevaarlijkste mythes die politiek links heeft voortgebracht. Ik weet niet of je bekend bent met het werk van Ron Englehart… Zijn onderzoeksgroep voert om de twee jaar de ‘World Values Survey’ uit. Hij zet de laatste statistische instrumenten in om erachter te komen welke factoren een rechtse stem voorspellen. Het zijn noch sociale, noch financiële zorgen, het zijn culturele zorgen. En links blijft maar bij zijn mantra ‘ik weet hoe het zit, breng met niet in verwarring met de feiten’.
Ik heb het niet over verschrikkelijke sociale ongelijkheid, niet over het doelbewust uitsluiten van religieuze of etnische groepen van deelname aan de samenleving. Sommige mensen zijn intelligenter dan andere. We hebben er geen probleem mee dat Lionel Messi en Ronaldo beter kunnen voetballen dan anderen, net zo min als we het erg vinden dat sommige chirurgen beter zijn dan andere. Verschillen zul je altijd houden! Om die reden stel ik dat beschavingstraining er voor een deel om gaat te leren leven met een gevoel van minderwaardigheid. Dat gevoel hebben we allemaal. Brad Pitt ziet er verdomd veel beter uit dan ik. Ik kan niet eens een lamp vervangen! Zoiets kan een krenkend, kwetsend besef zijn. Misschien niet als het over lampen vervangen gaat, maar bijvoorbeeld wel in het geval van financiële onderhandelingen voeren: ik ben daar waardeloos in, terwijl ik vrienden heb die het werkelijk geniaal kunnen. Moet ik ze allemaal met afgunst bejegenen of liever ‘chapeau!’ zeggen?
Met een zekere mate van emotionele pijn leven is onvermijdelijk. Als we dat in ons culturele discours niet tot onderwerp van gesprek maken, dan zijn we alleen maar bezig de illusie te verkopen dat op een dag niemand nog pijn zal lijden. Pijn hoort bij leven met vrijheid. Ik denk dat links een enorme fout maakt door te blijven hameren op het corrigeren van sociale ongelijkheid voor zover mogelijk; want ‘voor zover mogelijk’ is beperkt.
Leven met vrijheid en leven met pijn; dat is een fraaie Januskop!
Laat ik afronden met een analogie. Als je naar de fitness gaat of sport, doe je als je klaar bent hopelijk wat rek- en strek- oefeningen. Zodra je echt voorover leunt om je hamstring te strekken, begint het pijn te doen. Nu kun je zeggen: ‘auw, dat wil ik niet’, maar dat zal je vrijheid ernstig beperken, want naderhand zal je hamstring vastzitten. Natuurlijk moet je er ook niet met grof geweld ingaan. Door vrienden te worden met de pijn, door erdoorheen te ademen en haar te accepteren, zal de spier op een gegeven moment ontspannen en open gaan. Volgens mij is het iets vergelijkbaars wat we moeten leren als we te maken hebben met de krenking van afgunst, van falen, van iemand zien die veel beter is dan wij. Dat hoort bij beschavingstraining.