Corona – Een gedicht

0 Flares 0 Flares ×

Tekst: Dirk De Schutter

De uit Roemenië afkomstige, in het Duits schrijvende Joodse dichter Paul Celan, die nagenoeg zijn hele oeuvre gewijd heeft aan de onmogelijke herdenking van de shoah, nam in zijn bundel Mohn und Gedächtnis (uit 1952) een gedicht op met de titel ‘Corona’. Het gaat als volgt:1

De herfst vreet zijn blad uit mijn hand: we zijn vrienden.
We kraken de tijd uit de noten en leren hem lopen:
de tijd keert terug in de dop.
In de spiegel is het zondag,
in de droom wordt geslapen,
de mond spreekt waar.
Mijn oog daalt af naar mijn geliefdes geslacht:
we kijken elkaar aan,
we wisselen duistere woorden,
we beminnen elkaar als roes en memorie,
we slapen als wijn in de schelpen,
als de zee in de bloedstraal van de maan.
Omstrengeld staan we in het raam, op de straat kijkt men toe:
het is tijd voor besef!
Het is tijd dat de steen zo goed is te bloeien,
dat het hart van de onrust gaat kloppen.
Het is tijd dat het tijd wordt.
Het is tijd.

Dit gedicht stapelt de sterke beelden op, maar toch vind ik vooral de laatste verzen beklijvend. Het is tijd: het is tijd voor besef. Het is tijd dat we beseffen wat echt op het spel staat, dat we het ware leren onderscheiden van het valse, het betekenisvolle van het onbenullige. Dan zal onrust het hart treffen: onrust om wat er wezenlijk toedoet. Tegelijk weet Paul Celan dat dit uiterst moeilijk is, om niet te zeggen: onmogelijk, zoals het hoogst onwaarschijnlijk is dat een steen begint te bloeien. Het is tijd dat het tijd wordt: tijd dat we ertoe komen om zinvolle daden te stellen en gepaste woorden te spreken. Het is tijd dat we iets begrijpen van waar het tijd voor is.

Zal de ‘pandemie’ ons dát leren: … dat het tijd is?

1Ik gebruik de vertaling van Toon Naaijkens. Zie: Paul Celan, Verzamelde gedichten. Amsterdam, Meulenhoff, 2003, p. 42.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer