Column: Vacant
Voor een korte vakantie ben ik in Gerona, een Spaans stadje ten noorden van Barcelona. Lopend door de oude stadskern, langs terrassen vol toeristen, heb ik het gevoel er al eerder te zijn geweest. Soms doet het me aan Florence denken, dan aan La Châtre, dan aan Brussel. Of eigenlijk aan alle drie tegelijkertijd. Natuurlijk zijn er verschillen – in façades, keien, tegeltjes – maar de massa toeristen geeft de dingen een eenvormigheid waardoor alle steden op elkaar gaan lijken. Gezinnen in korte broeken, ijsjes, bier, de straatmuzikanten en de winkelketens die overal dezelfde zijn; toerisme is een homogeniserend virus dat zich over de gehele wereld verspreidt.
Nooit eerder in de geschiedenis werd er zoveel gereisd, ononderbroken stromen van mensen bewegen zich over het aardoppervlak. Het is een teken van florerend kapitalisme, we hebben geld, tijd en vervoersmiddelen. Maar toch vraag ik me af: waar komt dit verlangen om te reizen vandaan? Etymologisch onderzoek laat zien dat ‘rese’ en ‘rit’ vroeger woorden waren die werden gebruikt om krijgstochten en militaire expedities mee aan te duiden. En als je kijkt naar het Engelse ‘to travel’ zie je dat het werd gebruikt in de betekenis van ‘to toil, labour’ (travail – werken). Als je evenwel de etymologie van vakantie opzoekt, blijkt de betekenis hiervan vrijwel tegengesteld – vakantie was de tijd zonder rechtzittingen of oorlog, de tijd waarin niet werd gewerkt of geoordeeld, een lege tijd (vacant). Als je de twee betekenissen samenbrengt, zou je kunnen zeggen dat we reizen om toe te werken naar leegte.
Volgens Heidegger waren vakanties de dagen waarin je uit je gewone ritme werd gehaald en de kans kreeg het alledaagse vanuit een ander licht te zien. Het is een mooi idee dat je afreist en terugkomt met een ander perspectief op wat je gewend was, maar gebeurt dit ook werkelijk? Het is beslist zo dat de toerist weg wil van het bekende en gewone. Hij wil weg van routine en betaalt voor ‘lege’ tijd. Waar dat ‘weg zijn’ zich afspeelt, maakt niet zoveel uit, als hij maar weg is. Deze onderbreking in het ‘gewone’ is zo langzamerhand echter ook routineus geworden; vakantie is de gewone onderbreking in het gewone geworden.
Als ik mensen uit Gerona spreek, zeggen ze toeristen te verwelkomen, ze verdienen geld aan hen! Maar tegelijkertijd klagen ze ook over hoe troepen doelloze consumenten het karakter van hun stad uithollen; hoe de kleine lokale winkeltjes verdwijnen om plaats te maken voor ijssalons, terrassen en souvenirzaken die houten puzzels en geborduurde portemonneetjes verkopen, die ook in Italië en Frankrijk verkocht worden. Vrije tijd en welvaart hebben niet enkel positieve gevolgen. Kuddes homo sapiens sjokken door de straatjes, al likkend aan ijsjes, starend naar souvenirs, koelen de ingewanden met liters bier, vullen zich met pizza’s en nemen vervolgens het vliegtuig terug naar huis. Voor plaatsen als Gerona is er geen weg terug naar huis, geen uitzicht op een verfriste blik waarmee het gewone vanuit een nieuw perspectief gezien kan worden. Het gewone is hier voor altijd veranderd, uitgehold, vacant.
Jannah Loontjens