Column René ten Bos: Valéry
“Men ziet hoe de eigen hand op de tafel ligt en dat kan niet zonder een filosofische schrik. Ik ben in deze hand en ik ben er niet in. Zij is ik en niet-ik. Deze aanwezigheid roept echt een contradictie op; mijn lichaam is contradictie en legt contradictie op…”
Dit citaat, dat ik uit het Frans heb vertaald, is van Paul Valéry (1871-1945), de grote Franse dichter. Ik kwam het tegen op p. 681 van Beschreibung des Menschen, een boek van de Duitse filosoof Hans Blumenberg (1920-1996). Het citaat doet me vooral denken aan René Descartes (1596-1650), die op dezelfde manier twijfel kon zaaien over de meest particuliere en alledaagse waarnemingen. Geen wonder, Valéry was een grote liefhebber van Descartes. Het citaat geeft een zeer concrete uitdrukking aan het cartesiaanse dualisme van lichaam en geest. Het gaat over een twijfel die iedereen weleens overvalt. Ik sneed me laatst met een kaasschaaf in mijn vinger en keek een paar minuten naar hoe het bloed langs mijn duim naar beneden druppelde. Pas toen het op mijn broek terechtkwam, wist ik dat het mijn duim was die daar bloedde. Kijkend naar je eigen lijf, kunnen mensen gaan denken hoe vreemd het voor je is.
Blumenberg beweert dat deze vervreemding vooral ervaren wordt als je ouder wordt. Jonge mensen, zo lijkt hij te suggereren, kunnen niet sceptisch tegenover het eigen lichaam staan. Hier komt dus een interessante gedachte op: kan het twijfelexperiment van Descartes jonge mensen bekoren? Kunnen zij de vreemdheid aanvoelen die Descartes ertoe bracht het lichaam te veruitwendigen als een machine die niets met mij te maken heeft? Blumenberg citeert een paar pagina’s verder de Duitse filoloog Jakob Bernays (1824- 1881): “Het ouder worden komt tot uitdrukking in het gegeven dat de dualiteit van de mens sterker wordt en dat hij toeziet op zichzelf en op hoe hij leeft.” Het lichaam willen we heel houden, we willen het beheren en aansturen. We willen erover kunnen beschikken. Maar die taak wordt moeilijker naarmate we ouder worden. Blumenberg schrijft hierover het volgende: “Tot de eigenheid van het lichaam hoort het potentieel van zijn vreemdheid, zijn ongeduld met dat sturingsprincipe.” (p. 683) Het lichaam, dat ooit een vanzelfsprekendheid had, wordt iets wat je niet meer begrijpt en wat andere dingen gaat doen dan die je wilt. Het gehoorzaamt niet.
Het gevolg is dat je het niet meer herkent als een eigen lichaam. Het gaat zijn eigen, automatische gang. Het vervreemdt zich van wie je bent. Je gaat het als een contingentie zien die je steeds weer doet beseffen dat het allemaal ook anders had kunnen uitpakken, misschien zelfs had moeten uitpakken. Blumenberg benadrukt hoe emotioneel deze vervreemding van het eigen lichaam voor mensen kan zijn. Dualisme is wat je kunt ervaren als je gezichtsvermogen langzaam achteruit gaat, als je hart rare bokkensprongen maakt of als lijf en ledematen steeds strammer worden. Natuurlijk kan het ook jonge mensen overkomen, maar dan is het eerder uitzonderlijk. We verwachten normaal gesproken van het lichaam dat het zich manifesteert als een “homogene prestatiestructuur”, maar op een bepaald moment doet het dat niet meer en juist dan wordt inzichtelijk wat dualisme is. Het lichaam is niet van mij en het doet niet wat ik wil.
“On ne se consent pas d’être cette ruine”, schrijft Valéry in 1943, twee jaar voor zijn dood: men kan niet tevreden zijn met deze ruïne. Zou Descartes deze ontevredenheid, zelf ook een man met een broze gezondheid, ergens gevoeld hebben toen hij zijn Meditaties schreef? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat niemand zo mooi de vervreemding van het lichaam heeft beschreven als die andere grote dichter, Harry ter Balkt (1937-2015). Toen hij net in de zestig was, schreef hij een gedicht met de titel “Slechte knechten”: zijn lichaam wordt erin beschreven als een populatie van ongehoorzaam en onwillig werkvolk. “Ik schrijf een defecte elegie/voor mijn knechten, krom volk,/ maar zij horen mij niet.” Dat het lichaam zich ooit eens voorgoed van je vervreemdt, is onvermijdelijk. Het overkomt je “als je slecht werkvolk (en) luie knechten in huis haalt.”
Het dualisme van lichaam en geest moet gebaseerd zijn op zeer ongunstige arbeidsverhoudingen.