Column René ten Bos: Montiglio

0 Flares 0 Flares ×

“De enige ware taal om tot God en over God te spreken is stilte.”

Deze zin haal ik uit Silence in the Land of Logos, een prachtig boek uit 2000 van de Amerikaanse classica Silvia Montiglio. Dit boek gaat over de rol die stilte speelt in het oude Griekenland, het land waarin het belang van het woord (logos), zoals de titel aangeeft, onbetwistbaar is. De oude Griekse goden, schijft Montiglio, zijn zeker geen goden waarover je snel uitgepraat raakte. Van onuitsprekelijke figuren is nauwelijks sprake, ook al zie je bijvoorbeeld bij Homerus af en toe al waarschuwingen om niet al te snel of hooghartig over de goden te spreken. Maar toch kun je zeggen dat Griekse rituelen over het algemeen woorden nodig hebben om de goden te eren. Grieken baden niet zonder klanken uit te stoten.

Dat roept natuurlijk de vraag op waar dat idee van een verstilde verering voor de goden vandaan is gekomen. Montiglio suggereert dat een god waarover je niets kunt zeggen eigenlijk een filosofisch idee is. “Goddelijke onzegbaarheid is slechts een filosofisch construct dat volkse geloofsovertuigingen tegen moest gaan.” Als getuige voert ze Empedocles (ca. 492 – 432 v.C) op. Apollo, zo schreef de grote Siciliaanse natuurfilosoof, heeft geen hoofd, heeft geen benen of voeten en zelfs geen harige genitaliën, maar slechts een heilige en onzegbaar grote geest waarvan de snelle gedachten door de hele kosmos ijlen.

Wat proberen filosofen als Empedocles te doen? Ze waarschuwen tegen een antropomorfisering van de goden. De goden van de dichters met al hun menselijke al te menselijke eigenschappen deugen dus niet en om dat duidelijk te maken moet je de mensen uitleggen dat je over het goddelijke niet kunt praten. Uiteindelijk wordt dit een kerngedachte in de Christelijke Godsbetrachting: alleen de stilte geeft uiting aan de onuitsprekelijkheid van de Goddelijke waarheid, waarvan je alleen maar een vaag soort notie kunt hebben als je van woorden durft af te zien. De   nietige worm ‘mens’ kan God alleen op onvolmaakte wijze eren, maar van al het onvolmaakte eerbetoon is de stilte het minst onvolmaakt. Giordano Bruno (1548-1600), de op de brandstapel geëindigde Italiaanse vrijdenker en kosmoloog, schreef dat stilte niets anders is dan het resultaat van de grootste liefde voor God.

 

De Grieken hadden een grote zorg over
de vervuiling die taal mogelijk maakte

 

 

Nu zijn de zaken altijd wel wat ingewikkelder dan op het eerste gezicht lijkt. We moeten van het Griekse pantheon niet denken dat het een vrolijke babbeltuin was waar mensen ook van alles konden zeggen. Als de Grieken waarschuwden voor een al te hooghartig of gemakzuchtig taalgebruik inzake de goden, dan legden ze er vooral de nadruk op dat de taal die je gebruikte wel enigszins ‘goed’ moest zijn. Dat kon bijvoorbeeld door die taal in te leiden met een stilte. Die stilte fungeert als een soort ‘container’, waarin allerlei betekenissen kunnen resoneren. Maar die stilte was, anders dan bijvoorbeeld bij Bruno het geval was, nooit een doel op zich. Ze was de inleiding op passend taalgebruik of op wat de Grieken ‘euphèmia’ noemden: het vermogen om slechts goede woorden te laten horen. Het gaat dus om een taal die niet opdringerig wil zijn en het heilige verstoort of bezoedelt.

De Grieken hadden, anders gezegd, een grote zorg over de vervuiling die taal mogelijk maakte. Zo wijst Montiglio bijvoorbeeld op de angst die men destijds had om misdadigers te verhoren: praten met hen zou kunnen leiden tot vervuiling. Dat maakt ook meteen duidelijk hoe sociale uitsluiting werkt: gewoon niet met mogelijke bronnen van die vervuiling praten. Een soortgelijke angst doortrekt het uiteindelijke praten over God: wie erover praat, loopt het risico het goddelijke te vervuilen en daarmee ook het risico de gramschap van God over zich af te roepen. Vandaar het    grote belang van uitermate voorzichtig taalgebruik. Zachtjes, weloverwogen, fluisterend, indirect, poëtisch, eerder in zichzelf gekeerd dan naar buiten gericht. Helemaal zonder woorden, zoals in sommige Christelijke tradities, ging het niet. Het eufemisme verraadt op de keper beschouwd toch nog een verstild vertrouwen in de macht van het woord. Maar het is een stil vertrouwen.

Soms denk ik, bijvoorbeeld als ik Montiglio lees, dat we tegenwoordig leven in een cultuur die ieder vermogen tot eufemisme is kwijtgeraakt.

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Related Posts

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.59.54

Jeukwoorden

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.54.21

Husserl roept op tot actie

Para-doxale column René ten Bos: Kant

Schermafbeelding 2019-04-07 om 20.40.05

Een betondicht gesprek

Reageer