Column René ten Bos: Lamprecht
“Naar vele zijtakken delegeert de rivier haar angst voor de zee.”
De zin is afkomstig van Helmut Lamprecht (1925-1997). Hij was een Duitse dichter en filosoof die lange tijd voor de Duitse radio schijnt te hebben gewerkt. Ik ken zijn werk verder niet. Maar ik kwam de zin tegen in het boek Arbeit am Mythos van Hans Blumenberg (1920-1996), een grote Duitse filosoof die in Nederland helaas niet zo bekend is. In het Duits luidt de zin: “An viele Arme delegiert der Fluss seine Furcht vor dem Meer.”
Ik vind dit om meerdere redenen een fantastische zin. In de eerste plaats omdat ze de rivier portretteert als een wezen dat angst heeft. Dit past heel goed bij hedendaagse discussies in de filosofie om de natuur handelingsvermogen, bezieling of gemoedstoestanden toe te kennen. De neiging om de natuur alleen maar tot een passieve actor te maken, is eigen aan de hele filosofiegeschiedenis. Die passiviteit gaf de mens natuurlijk een vrijbrief om zijn gang te gaan met betrekking tot de natuur. Inmiddels weten we tot welke ellende dat geleid heeft. De natuur is bang. De rivier ook. En een rivier in het nauw maakt rare sprongen. Houd daar maar rekening mee.
In de tweede plaats speelt het citaat met het idee dat de zee iets is om bang voor te zijn. Rivierwater is zoet, zeewater is zout. Er is een antagonisme tussen zoet en zout. Mensen zijn onder meer bang voor de zee omdat er niets te drinken is. Men leze het gedicht over de oude marinier van Samuel Coleridge nog eens een keer. De zee is geen plek waar we kunnen overleven. De zee is gruwelijk, zo gruwelijk dat zelfs een rivier er niet echt op af durft te gaan.
Zo werkt macht, leerde Michel Foucault ons:
ze sijpelt door tot in de haarvaten van de samenleving
In de derde plaats vind ik de zin mooi omdat er een woord in staat dat je helemaal niet in poëzie verwacht, maar in managementliteratuur: delegeren. In het woordenboek staat dat delegeren ‘toewijzen’ of ‘toevertrouwen’ betekent. Hoe kun je angst toevertrouwen of toewijzen? Toch zie je het zo voor je: de leider die zijn of haar angst doorschuift naar haar medewerkers die zich als arme zijtakken laten volstromen met die angst. De zin beschrijft, zo dunkt me, op een treffende wijze wat er in een gemiddelde bureaucratie aan de hand is: de angst in hogere echelons moet ergens naar toe kunnen stromen en gaat dus doorgaans naar waar nog geen angst was. Zo werkt macht, leerde Michel Foucault ons: ze sijpelt door tot in de haarvaten van de samenleving.
Blumenberg zal al deze mogelijke duidingen niet in het hoofd hebben gehad toen hij er voor koos de zin van Lamprecht te citeren. Zijn boek gaat over mythes. De mens, zo legt hij in zijn boek uit, heeft verhalen en vertellingen nodig om om te kunnen gaan met wat hij het ‘absolute van de werkelijkheid’ noemt. Met die uitdrukking – het absolute van de werkelijkheid – duidt hij op het gegeven dat die werkelijkheid vaak niet voor ons gemaakt is, dat die werkelijkheid doof is voor onze eisen en wensen, dat die werkelijkheid vaak onbestemd, onvoorspelbaar, complex en wreed is. Het enige wat we er tegenin kunnen brengen, is verhalen verzinnen. Want die verhalen, hoe bizar en illusoir ook, zorgen ervoor dat er toch een soort van vertrouwen ontstaat. Door die verhalen wordt de absoluutheid van die werkelijkheid enigszins ‘afgebroken’.. ‘Enigszins’ … want de werkelijkheid eist ons vroeg of laat onverbiddelijk op.
Nu wordt duidelijk hoe je het citaat ook kunt lezen: de zee is de gruwelijke werkelijkheid, de rivier is de mens en de zijtakken zijn alle verhalen en vertellingen die die mens bedenkt om niet een twee drie kopje-onder te gaan. Het citaat gaat dus over onze uitstelstrategieën, maar bedenk: hier is uitstel nooit afstel.