Column René ten Bos: Deleuze
‘Er is altijd slechts één ontologische propositie geweest: het Zijn is eenduidig.’
Dit citaat komt uit Verschil en Herhaling van de Franse filosoof Gilles Deleuze (1925-1995). Vaak wordt dit boek gezien als het hoofdwerk van Deleuze. Ongetwijfeld klopt dat, maar het is een boek waarover meer gesproken dan gelezen wordt. Mensen vinden Deleuze vaak moeilijk. Ik heb een tip voor hen: ga niet lezen met de gedachte dat alles in een filosofieboek meteen helder en duidelijk is. Zie dit boek eerder als een klein schatkistje waar je af en toe een juweeltje uithaalt, gewoon om van te genieten. Ik geef u op een briefje: Verschil en Herhaling biedt dit volop.
Toegegeven, nu is het bovenstaande citaat niet echt een juweeltje, maar de gedachte erachter misschien wel. Deleuze verbindt de eenduidigheid van het Zijn met de gedachte van de stem. Er is volgens hem altijd maar één ontologie geweest en deze laat het Zijn met één stem spreken. Hij schrijft deze diepzinnige gedachte toe aan denkers als Parmenides en Heidegger, maar bovenal aan de middeleeuwse filosoof Duns Scotus (1266-1308).
Wat betekent het als filosofen het Zijn met één stem laten spreken? Deleuze legt uit dat de ‘roep’ van het zijn ‘wordt voortgebracht door één stem’. Het Zijn roept dit ene: ‘alles wat onder mij valt, deelt in Mij.’ Alle dingen zijn in weerwil van hun onderlinge verschillen wat dat betreft hetzelfde. Die dingen worden traditioneel aangeduid als ‘modi’ of ‘modaliteiten’ van het Zijn. Die modaliteiten verschillen allemaal. Daarover geen twijfel. Deleuze geeft bij wijze van verdere uitleg als voorbeeld een probleem dat we goed kennen uit de logica: namen kunnen niet helemaal dezelfde betekenis hebben, maar wel hetzelfde ding aanduiden. Woorden als ‘de avondster’ en ‘de ochtendster’ verwijzen naar het object dat we kennen als de planeet Venus. Het punt is dat die betekenisverschillen – de avondster is niet hetzelfde als de ochtendster – echt zijn, maar dat er geen verschil is voor wat betreft hun verwijzing.
Iets dergelijks geldt ook voor allerlei andere zaken waarover we praten. Voor Duns Scotus was het bijvoorbeeld de vraag of we, als we over goedheid en waarheid spreken bij God, over hetzelfde spreken als wanneer we over goedheid en waarheid spreken bij mensen. Veel van de filosofen en theologen met wie hij discussieerde, ontkenden dat ten stelligste. Ze geloofden slechts dat je bijvoorbeeld de goedheid van de mens als analoog kon zien aan de goedheid van God. Wat betekent dat? De menselijke goedheid lijkt misschien iets op de Goddelijke goedheid of is als de goddelijke goedheid, maar kan er geenszins mee gelijkgeschakeld worden.
Deleuze stelt dat daarmee een dubbelzinnigheid in de wereld komt die in feite de legitimatie vormt van allerlei krachtige verschillen – ‘grote verschillen’ noemt hij dat – tussen bijvoorbeeld het hogere en het lagere. Omdat God hoger is dan de mens, moet zijn goedheid iets anders zijn dan de goedheid van de mens. Een omdat de mens iets hogers is dan het dier moet het menselijke verstand iets anders zijn dan het dierlijke. Wat Deleuze van Duns Scotus’ theorie over de eenduidigheid overneemt, is dat we die analogieën en dubbelzinnigheden moeten bestrijden. Het is onbegrijpelijk als we zeggen dat de goedheid van God net iets anders ligt dan de goedheid van de mens.
Dat wil allemaal natuurlijk niet zeggen dat God, mens en dier hetzelfde zijn of op hetzelfde neerkomen. Deleuze legt het als volgt uit: ‘Het zijn is hetzelfde voor al die modaliteiten, maar die modaliteiten zijn niet hetzelfde.’ Of een klein eindje verder: ‘Het zijn geldt in een en dezelfde betekenis voor alles waarvoor het geldt, maar datgene waarvoor het geldt verschilt: het geldt dus voor het verschil zelf.’ De strijd tussen eenduidigheid/eenstemmigheid en analogie/dubbelzinnigheid doortrekt het hele boek van Deleuze. Het is een strijd tussen kleine verschillen en grote verschillen. Dat die grote verschillen (God versus mens, mens versus dier, geest versus lichaam, man en vrouw, enz.) anders gedacht kunnen en moeten worden, is daarbij het uitgangspunt. Het ware juweel is dit: denk die verschillen wat anders. Denk ze subtieler of ‘gedifferentieerder’. Waarom? Omdat het ‘zijn’ zelf niets anders dan ‘Verschil’ is.