COLUMN JAN BRANSEN / OVER EXPERIMENTEREN

0 Flares 0 Flares ×

Dit is mijn derde column over de verbanden en verschillen tussen wetenschap en filosofie. Dit keer heb ik het over experimenten.

Tekst: Jan Bransen
Video: Willem Keizer

Experimenteren. Het klinkt veel avontuurlijker dan het in feite is. Lang heb ik het woord geassocieerd met mijn oudere buurjongen die van Sinterklaas een scheikundedoos had gekregen en die in de laatste week van de kerstvakantie het buitengewoon gevaarlijke plan bedacht om te gaan experimenteren met kruit. Dat kruit peuterde hij uit het vuurwerk dat je op nieuwjaarsdag overal op straat kon vinden. Ik hielp enthousiast mee zoeken naar niet ontplofte rotjes en mocht als beloning komen kijken, met een paar vriendjes, voorzichtig en zenuwachtig, op meters afstand. Het was fantastisch en razend spannend, want wij begrepen allemaal dat niemand een idee had van wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Dat hoorde bij een experiment: geen idee wat er zou kunnen gebeuren! Een ontmoeting met onbekende krachten.

In mijn herinnering was het geweldig! Een enorm vuur, dat de buurjongen bijna levend verbrandde. Alle kleuren van de regenboog flitsten oorverdovend alle kanten op. Wij trilden op onze benen, totaal overvallen door het geweld.

Wat een experiment! Wat een levensgevaarlijk avontuur!

Een avontuur, ja zeker. Maar wat ik als jongen van acht meemaakte, heeft natuurlijk niets te maken met een wetenschappelijk experiment. Want ook al weet je als wetenschapper niet wat er gaat gebeuren, je hebt wel een heel specifiek idee. En vooral: je controleert wat je doet en wat er gebeuren kan, op een haast obsessieve manier. Niets laat je aan het toeval over. Alle mogelijkerwijs storende factoren heb je in beeld en onder controle. Het is alsof je de werkelijkheid in een martelkamer te pakken hebt en haar geen enkele kans geeft. Ze zal haar geheimen prijs moeten geven en precies op de manier waarop jij dat wil. Dat is het beeld dat critici aan Francis Bacon toegeschreven hebben, alsof een experiment een totaal gecontroleerde manipulatie van de werkelijkheid is waarin eigenlijk alleen nog maar kan gebeuren wat jij verwacht. Je wilt bijvoorbeeld weten of het Higgsdeeltje inderdaad bestaat en bedenkt aan het CERN een opstelling waarbij je met behulp van een deeltjesversneller een botsing tussen protonen kunt organiseren waarbij het Higgsdeeltje zichzelf wel kenbaar moet maken. Je manipuleert die protonen zodanig dat de werkelijkheid wel ondubbelzinnig moet toegeven dat het Higgsdeeltje bestaat. Of je wilt bijvoorbeeld weten of jongens meer gaan drinken als hun beste vriend veel drinkt, zeker als er meisjes bij zijn. Dan kun je een opstelling bedenken in het barlab van de Radboud Universiteit waarbij je jongeren uitnodigt en stiekem regelt dat sommigen op commando veel drinken. En dan let je op hun beste vrienden, doet het experiment een keer met en een keer zonder meisjes erbij, en huppekee … het zou zomaar kunnen dat die jongeren ondubbelzinnig moeten toegeven dat ze meer gaan drinken als hun beste vriend veel drinkt, zeker als er meisjes bij zijn.

Experiment, onder de voorwaarde van totale controle
mag de wereld het zeggen

Een wetenschappelijk experiment is een in een laboratorium geconstrueerde, totaal gecontroleerde omgeving waarin je de werkelijkheid uitnodigt en haar dwingt haar geheimen prijs te geven. In een format dat door de wetenschap is ontwikkeld.

Een filosofisch gedachte-experiment is net zoiets, eigenlijk. En de vergelijking is heel informatief. Een gedachte-experiment speelt zich niet in een laboratorium af, maar in een gespreksruimte, in een debat. Die ruimte is geconstrueerd door een filosoof en wordt door hem, of haar, totaal gecontroleerd. Niets wordt in die gespreksruimte aan het toeval overgelaten.

De werkelijkheid wordt in die ruimte uitgenodigd, maar niet in haar fysieke gestalte, maar in haar denkbare, articuleerbare gestalte. Als een stem, een stem die onze gemeenschappelijke taal beheerst en die gedwongen wordt te openbaren wat in die taal denkbaar is.

Zo zou je kunnen proberen te betogen dat de almacht van God ondenkbaar is. Daarvoor laat je iemand nadenken over de vraag of God een steen zou kunnen creëren die zo zwaar is dat hij hem zelf niet op kan tillen. Dat moet God kunnen om almachtig te zijn, maar als het hem lukt zo’n steen te scheppen bewijst hij tegelijkertijd dat hij toch niet almachtig is, want nu zit hij met een steen die hij zelf niet kan optillen. Almachtigheid lijkt daardoor alleen maar een woord geworden te zijn, een woord dat geen betekenis kan hebben, omdat die betekenis ondenkbaar is. Anders gezegd: almacht is wel een woord, maar er is geen begrip dat door dat woord uitgedrukt wordt.

Zo zou je ook kunnen proberen te bedenken of de identiteit van een object een kwestie is van het materiaal waaruit het bestaat. Denk daarvoor aan het beroemde schip van Theseus waarvan door de jaren heen alle planken worden vervangen. Als alle planken vervangen zijn, is het dan een ander schip geworden? En stel dat iemand al die oude planken stiekem verzameld heeft en het oude schip daarmee herbouwt. Is dat schip dan ook van Theseus? Blijkbaar denken we te lui als we denken dat identiteit een kwestie van hetzelfde materiaal is.

Wat kunnen we van deze vergelijking leren? Om te beginnen dit: experimenten in wetenschap en filosofie hebben wel degelijk iets avontuurlijks. Hoewel het er meestal niet zo spannend uitziet als vroeger bij mijn buurjongen, gebeurt er toch iets heel dappers in een experiment, omdat we juist onder de voorwaarde van totale controle de wereld het laatste woord geven. De wereld mag het zeggen.

Dat is het precies. En daarom is het ook zo belangrijk dat wetenschap en filosofie goed proberen samen te werken. Want de wereld mag het zeggen! En dat lukt alleen – als een kwestie van zeggen – als de wereld onze taal spreekt.

Misschien doet ze dat. Misschien niet.

Dat is de tweede laag in ieder experiment. We laten de wereld aan het woord. Maar het is aan ons om het te verstaan. En ons moet je hier serieus nemen. Bloedserieus. Wij moeten in ieder geval zelf onze taal volkomen beheersen om de wereld te verstaan als zij het mag zeggen. En het beheersen van onze taal … dat oefenen we in de filosofie, in filosofische gedachte-experimenten. Want wat bedoelen we eigenlijk precies als we denken dat we de wereld in een wetenschappelijk experiment werkelijk zelf aan het woord laten? Wat betekent het om de wereld het laatste woord te geven?

Op dit punt vrees ik dat wetenschappers en filosofen het niet gauw eens zullen worden en allebei iets anders zullen bedoelen als ze er het zwijgen toe doen. Want filosofen zijn zo godvergeten eigenwijs dat die het niet zullen kunnen laten om kritisch te reageren op ieder laatste woord van de wereld. Want hoezo “laatste”? Hoezo “woord”? Hoezo “wereld”?

Misschien willen filosofen helemaal niet dat de wereld het laatste woord heeft. Of misschien juist wel. Wel de wereld! Maar niet de wetenschappers. Want die zijn zo slordig met onze taal. Verschrikkelijk!

0 Flares Twitter 0 Facebook 0 Google+ 0 LinkedIn 0 0 Flares ×

Reageer