Bouwen met de stenen van muziek
Kan muziek een ketter maken van een heilige? En hoe staat het met ons zogenaamd veranderende luistergedrag? Alicja Gescinska bespreekt in haar essay Thuis in muziek deze en andere vragen over ‘de rol van muziek in onze persoonlijke en morele ontwikkeling’. (p.16) Dit doet ze aan de hand van haar eigen ervaringen en die van historische figuren. Maakt muziek moreel, hoe luisteren we naar muziek en wat betekent de muziek voor de gemeenschap? Gescinska geeft antwoord.
Tekst: Gert Jan Roskammer
Het muzikale oor en het empathische vermogen
In het eerste deel van Thuis in muziek staat de vraag centraal of moraliteit en muziek aan elkaar gekoppeld zijn. Neem bijvoorbeeld de vete tussen de klassieke en populaire muziek. Populaire muziek staat sinds haar ontstaan al bekend om haar vermogen om te verketteren, zo stelt Gescinska. Deze muziekvorm staat volgens critici vlak naast de duivel en geeft immoreel gedrag een plaats in de maatschappij. Het is een eeuwenoud argument, van blues tot rock. Maar wat te denken van zogenaamd morele muziek? Gescinska gebruikt voor deze vraag het voorbeeld van nazi-Duitsland: nazi’s waren fervente liefhebbers van de klassieke muziek en de hoge cultuur in het algemeen, maar wisten toch dagelijks massamoorden te plegen; hoogstaande cultuur maakt dus niet humaan. Gescinska toont daarmee wat cru aan dat je met zwart-witdenken over moreel gedrag en muzieksmaak niet ver komt.
Hoewel er dus geen correlatie bestaat tussen muziekgenres en beschaafdheid, kan de muziek volgens Gescinska wel de empathie aanwakkeren. De luisteraar herkent de stem van iemand anders in de geluiden van de muziek, en door actief te luisteren reflecteert de luisteraar op de verhouding tussen hemzelf en de ander. Een absoluut vereiste voor deze ontwikkeling is het actief luisteren, een activiteit die Gescinska aardig verheerlijkt.
Actief luisteren in het streamingtijdperk
Gescinska maakt in Thuis in muziek een onderscheid tussen actief en passief luisteren. Actief betekent hier inlevend luisteren met aandacht voor de boodschap van een ander; passief betekent daarentegen het aanhoren, zonder verdere investering. Het eerste zou ons tot betere mensen moeten maken, omdat die verplaatsing in de ander onze denkwereld verbreedt. Maar helaas, Gescinska is van mening dat het actief luisteren uitsterft, met alle consequenties van dien. We worden minder getraind tot inbeelden door ons passievere luistergedrag.
Gescinska vindt dat de manier waarop we muziek consumeren in het streamingtijdperk leidt tot een versmalling van ons muzikaal gedrag. Dit is een controversiële mening, die op allerlei veronderstellingen berust. Is iedereen nou zoveel slechter aan het worden in het luisteren of denken we ten onrechte dat we dat vroeger inderdaad konden? Is het juist dat we dat niet kunnen? Hoe dan ook is Gescin-ska van mening dat een van de symptomen van dit ontluisteren bestaat in de gedwongen promotie van deuntjes die lekker in het gehoor liggen. De complexiteit in de muziek wordt daarmee afgestraft.
Met deze mening toont Gescinska helaas weinig originaliteit. Deze mening is wel vaker geopperd en gaat mee in de typische kritiek op de popmuziek. Je kan er op zich ook makkelijk doorheen prikken. Het luisteren dat Gescinska aanhoudt was in het verleden ook wel verbonden aan status en culturele afkomst. Muziek is nu echter steeds makkelijker verkrijgbaar, en daarbij komt een ander publiek, dat steeds minder formeel wordt ‘geleerd’ om te luisteren. Het resultaat is een muziekcultuur die inspeelt op het luistergedrag van dit nieuwe publiek. Het oude publiek mag dan verleid worden om passief te luisteren, maar het is nog maar de vraag of dit publiek het verleert of minder waarde gaat hechten aan het actief luisteren.
Gescinska ziet ons ‘nieuwe’ luisteren dan als gemakzucht. Het geluid wordt simpelweg aangezet, met als gevolg dat je het samen met de ruis uit je omgeving uitschakelt. Toch is er een positieve invalshoek. De toegang tot verschillende soorten muziek is nog nooit zo breed geweest en we zijn niet of nauwelijks meer aangewezen op de radio of onze portemonnee. Is het oude – let op: oude – luisteren naar Sky Radio dan niet een stuk verderfelijker? Voor velen was de radio de enige beweegreden tot het luisteren naar muziek en dat wordt in het streamingtijdperk niet erger. Er is daarnaast ook goed nieuws voor de actieve luisteraars onder ons. Want wat verkrijgen wij in dit nieuwe tijdperk? Een wereld aan muziek. Hiermee heeft Gescinska mijns inziens weinig rekening mee gehouden.
De gemeenschap, het geluid, het thuis
Maar na deze hoge tonen zal ik het volume wat temperen. Al heb ik mijn vraagtekens bij de bovenstaande argumenten, dan blijft er in Thuis in muziek genoeg over om positief op te reflecteren. De mooiste passages zijn Gescinska’s observaties over de gemeenschap en de luisteraar die deel van haar uitmaakt. Gescinska kent het verbinden van identiteit en geluid als geen ander. Dit blijkt uit haar observaties over Pools-zijn – wat aardig en uiteraard terecht wordt benadrukt – en de muziek in het algemeen, zowel als de geluiden van het verleden.
Gescinska stelt in haar essay dat het Pools-zijn vertegenwoordigd is in het werk van Chopin. Vele Polen voelen zich aangesproken door het werk van Chopin vanwege de betekenis die het voor hen heeft. Dit leidt Gescinska tot het stellen van de vraag of er een ware betekenis in muziek zit. Ze beantwoordt deze vraag door simpelweg te laten zien hoe betekenis zich kan manifesteren. Het werk op zich bestaat en heeft daarmee betekenis. Daarnaast heeft het werk een leven buiten het bestaan van de noten om en daarmee ontwikkelt het steeds nieuwe betekenis. Sprekend uit ervaring weet Gescinska dat Polen in het werk van Chopin zit. De verhalen vallen samen met de klanken en de gemeenschap put hier dan weer kracht uit. Ons thuis kan jouw thuis zijn dankzij het verhaal van de muziek. Een uitermate mooie reflectie.
In haar beeldend opgeschreven herinneringen drukt Gescinska een ‘gevoels- en gedachtewereld’ uit aan de hand van muziek en geluid. Gescinska herinnert zich de geluiden van de BBC World Service uit het communistische tijdperk en wat dat toen voor haar betekende. Ze kan de vinger leggen op muziek die ze na jaren weer herkent, deze verbinden aan momenten van weleer en deze delen met anderen die soortgelijke ervaringen hebben. Daarmee toont ze aan dat geluid deel uitmaakt van onze omgeving. De geluiden die aan herinneringen vasthangen blijven altijd bij ons en worden deel van de manier waarop we de wereld beleven. Daarmee vormen ze de bouwstenen van ons bestaan. Door Gescinska’s reflecties worden wij ook weer herinnerd aan onze eigen wereld van muziek.
Over het algemeen schrijft Gescinska met Thuis in muziek een eloquente, doordachte mening over de rol van muziek in ons leven. Thuis in muziek informeert, amuseert en zet heel duidelijk aan tot denken. Gescinska weet ons te doen reflecteren over ons eigen thuis in de muziek, al is dit soms alleen maar door ons in háár eigen thuis uit te nodigen. Haar enthousiaste, persoonlijke toon, afgewisseld met haar onderzoekende houding, maakt het werk uitermate leesbaar. Door de muziek te benaderen vanuit de filosofie en onder meer de sociale wetenschappen, weet ze een breed publiek van leesvoer te voorzien. Als resultaat zullen liefhebbers van deze interessegebieden ongetwijfeld iets van Gescinska opsteken.
Alicja Gescinska, Thuis in muziek. Een oefening in menselijkheid. Amsterdam: De Bezige Bij, 2018.