Bijdehante Becky, de Socrates van Domdorp
Deze filosofische graphic novel voor kinderen laat een volwassen filosoof haast stikken van het lachen. Ondanks een iets te braaf einde kijkt onze recensent uit naar deel twee, want Becky is een uitkomst voor filosofen en docenten en voor hun bijdehante discipelen.
Tekst: Marthe Kerkwijk
Filosofische kinderboeken zijn er al heel lang. Ik groeide op met Annie M.G. Schmidt, Astrid Lindgren, Paul Biegel en later Tonke Dragt. Ook las ik als tiener De wereld van Sofie van Jostein Gaarder, dat waarschijnlijk heeft bijgedragen aan mijn besluit filosofie te gaan studeren. De eerstgenoemde auteurs schreven jeugdliteratuur die je filosofisch kunt noemen omdat ze de jonge lezers ertoe bewegen vragen te stellen en kritisch te kijken naar de wereld waar volwassenen hen mee opzadelen. De wereld van Sofie deed dat ook, en deed tevens iets anders: het boek liet mij kennismaken met de fascinerende geschiedenis van de filosofie. En die verslond ik. De hele vakantie in Frankrijk deed ik niets anders dan lezen, op een stoeltje voor de tent. Ik had net zo goed thuis kunnen blijven.
Blobvis
En in die tweede categorie, voor iets jongere lezers dan De wereld van Sofie is er nu Becky, Becky Breinstein, de slimme geestesdochter van Marc van Dijk en Sander ter Steege. Volgens de website beckybreinstein.nl hebben we hier te maken met een serie graphic novels voor kinderen vanaf een jaartje of 10. Zojuist heb ik deel een, De gifbeker van Socrates, in een ruk uitgelezen. Gedurende het eerste hoofdstuk doorstond ik al vijf lachbuien. Ik vreesde daarom even dat ik voor het einde in mijn koffie zou stikken, maar hier ben ik, levend en wel. Dat brengt mij bij mijn eerste punt van aanbeveling: de tekeningen. Er is een blobvis. Er is een horzel met het hoofd van Socrates. Ik kan het niet uitleggen. Je moet het zien. Het is hilarisch. De tekeningen zijn eenvoudig: enkele penstreken, niet eens bijzonder stijlvast, maar in hun eenvoud droogkomisch en doeltreffend. Ik hobby zelf een beetje bij als illustrator en ik heb met enige bewondering naar de lijnvoering en de zeggingskracht van de illustraties zitten kijken. Hier is een illustrator aan het werk die lol heeft in zijn vak.
Van school gestuurd
Het verhaal zit van begin af aan slim in elkaar. Becky is van school gestuurd. Ze is het slimmerdje van de klas, maar door de komst van een blobvis die haar in contact brengt met Socrates raakt ze besmet met het vragenvirus. Door vragen te stellen schopt ze tegen een aantal heilige huisjes van haar school en dorp en daarom wordt ze uiteindelijk van school gestuurd. Daarbij komt Plato’s allegorie van de grot aan de orde. Hoewel de allegorie van de grot een bekend verhaal is, weet ik uit eigen ervaring dat het nog knap lastig kan zijn deze helder uiteen te zetten voor mensen die haar niet kennen. De souplesse waarmee Marc van Dijk en Sander ter Steege hier de actuele maatschappij voor tienjarigen even in een paar pagina’s duiden aan de hand van Plato’s grot is daarom echt een prestatie. Denk schaduwen, denk Instagram. Zo logisch dat je je afvraagt waarom Plato niet gewoon gemeengoed is in groep 6. Ik had daar zelf in groep zes wel oren naar gehad. Toen ik tien was, was ik, net als Becky, besmet met het vragenvirus. Had ik op tienjarige leeftijd Becky kunnen lezen, dan had ik misschien een interesse in filosofie opgevat, wat een uitkomst kan zijn voor verveelde tienjarige betwetertjes.
‘Er is een blobvis.’
Maar een beetje straf
Kortom: ik ben erg enthousiast over Becky Breinstein en kijk uit naar het volgende deel in de serie, dat over Nietzsche zal gaan en in 2020 zal verschijnen, zo belooft de website. Ik wens Becky en Herman de blobvis een gezonde cultstatus toe. Maar tot dusver is deze recensie een en al hoerakanon, en dat is oersaai. Is er dan werkelijk geen punt van kritiek? Jawel, eentje: het einde. Op het einde komt alles goed, dat is mooi natuurlijk, maar het is een beetje een haastig breiwerkje. Alle eindjes worden aan elkaar geknoopt en daarmee is de kous af. De trut van de klas krijgt een beetje straf, de problemen zijn uit de wereld, iedereen leert van zijn fouten, Becky maakt echte vrien- ‘Er is een blobvis.’ den en hupsakee, boek uit. Op een of andere manier miste ik iets. Een impliciete belofte waar ik zelf de vinger niet zo goed op kan leggen werd niet ingelost. Misschien had ik graag HarmKlaas Tosti, de werkelijke kwade genius, ongenadig zien afgaan. Misschien is het einde iets te vriendelijk, en komt Isabella Tosti er naar mijn smaak iets te makkelijk vanaf. Maar misschien zegt dit meer over mijn wraakzuchtige karakter dan over het verhaal. Of misschien krijgen de badguys in deel 2 lik op stuk, of in deel 3, enzovoorts. En zo, dames en heren, zet je dus een boekenserie in de markt.
‘Waarom is Plato niet gewoon gemeengoed in groep 6?’
Conclusie
Toch is het verhaal spannend, prikkelend en grappig genoeg om het tot het eind toe met plezier te lezen. Ik laat me graag aan het lijntje houden en verleiden tot aanschaf van de volgende delen, ondanks het feit dat ik heus wel in de gaten heb dat Marc van Dijk en Sander ter Steege gewiekste sofisten zijn die mij hier een aantrekkelijke schaduw voorwerpen. Voor een volwassen filosoof is het namelijk een ontzettend grappig boek bomvol spitsvondige verwijzingen, voor docenten een handig hulpmiddel, maar vooral beklijft bij mij de gedachte: had ik Becky maar toen ik tien was.