Begin met vertrouwen
Rutger Bregman begint zijn boek De meeste mensen deugen met de aankondiging dat de lezer hierin gaat kennismaken met ‘een radicaal idee’. Wat dit radicale idee is? Hij pleit voor een positief mensbeeld en voor meer vertrouwen in de medemens. Maar is dit werkelijk een radicaal idee?
Tekst: Zoë Spaaij
Het gevaar van een negatief mensbeeld
Bregman begint zijn boek met de observatie dat we er tegenwoordig ten onrechte van uitgaan dat de meeste mensen niet deugen, oftewel dat de meeste mensen slecht zijn. Volgens Bregman is dit negatieve mensbeeld gestoeld op onjuist bewijsmateriaal en onjuiste aannames. Bregman laat door voorbeelden zien dat de meeste mensen vaak juist niet alleen aan zichzelf denken, maar empathisch zijn voor hun medemens en dus ‘deugen’. Deugen staat voor Bregman gelijk aan vriendelijkheid. Met zijn pleidooi tracht hij een alternatief te geven voor een negatief mensbeeld dat volgens hem de samenleving domineert.
Een algemeen gedeeld negatief mensbeeld heeft allerlei consequenties voor onze samenleving. Zo zijn niet alleen de burgers wantrouwender tegenover elkaar, ook wantrouwt de staat zijn burgers. Een voorbeeld hiervan zijn alle administratieve regels rondom uitkeringen. Men gaat ervan uit dat mensen misbruik maken van het sociale vangnet. Dit wantrouwen tegenover elkaar werkt misbruik juist in de hand, waardoor een neerwaartse spiraal ontstaat. Bregman analyseert scherp dat verwachtingen vaak de realiteit beïnvloeden. Wanneer ik van iemand verwacht dat hij zich slecht zal gedragen, zal ik dat uitstralen en zal dit er eerder toe leiden dat mensen zich slecht gaan gedragen. Bregman betoogt dat het beter is om ervan uit te gaan dat de meeste mensen deugen. Wanneer wij hiervan uitgaan, gaan de meeste mensen zich ook deugdzamer gedragen. Bregmans radicale idee is een pleidooi voor een positiever mensbeeld, voor meer vertrouwen in de medemens.
Niet slecht maar bedorven
Een argument tegen dit radicale idee is natuurlijk dat er ook mensen bestaan die aantoonbaar wandaden plegen. Bregman zoekt de oorzaak van deze verschrikkelijke daden niet in de menselijke natuur. Daarmee sluit hij zich aan bij denkers als Hannah Arendt, die een nazi als Eichmann niet direct een monster vond. Volgens Bregman is niet de mens slecht, maar is het de samenleving die de mens heeft ‘bedorven’. Mensen gingen namelijk samenleven en creëerden het idee van ‘bezit’. Door bezit ging men ook vechten voor dit bezit en ontstonden er oorlogen. Een kritiek op bezit en de werking van bezit is interessant in het licht van deze tijd, waarin bezit en het hebben van bezit de boventoon voert. Bezit gaat namelijk niet alleen over het bezitten van goederen, maar ook over het bezitten van land. Met de vluchtelingencrisis tegenwoordig en het tegenhouden van vluchtelingen aan de grens kan men zich inderdaad afvragen of het bezitten van land niet meer kwaad doet dan goed.
Bregman wijst niet alleen het hebben van bezit aan als de boosdoener, maar ook de corrumperende werking van macht. Volgens hem zijn inderdaad de meeste mensen niet slecht, maar zodra mensen macht krijgen, kunnen zij zich slecht gaan gedragen. Door de corrumperende werking van macht zijn mensen dus in staat tot slechte dingen, zoals het voeren van oorlog.
Bregmans argument voor de corrumperende kracht van macht is in deze tijd relevant. Want als macht corrumpeert, moeten we dan niet oppassen voor mensen die al te graag macht willen? Zou het misschien goed zijn om voortaan diegenen de macht te geven die hier niet voor willen vechten? En moeten wij dus politici uitdagen om in plaats van te strijden voor macht, zich verantwoordelijker op te stellen?
Door de mens niet als intrinsiek slecht te beschouwen, geeft Bregman mensen een stuk verantwoordelijkheid terug dat hen door een negatief mensbeeld is afgepakt.
Bregmans ‘bewijzen’
Ondanks alle mooie ideeën die Bregman vertelt, heb ik ook een paar dingen op te merken over De meeste mensen deugen. Ten eerste is er Bregmans drang om zijn stelling wetenschappelijk te bewijzen door middel van anekdotes en samenvattingen van sociologisch en psychologisch onderzoek. Alle onderzoeken die hebben getracht te bewijzen dat de mens intrinsiek slecht is, haalt hij onderuit. Daarbij is het prijzenswaardig dat hij het veel aangehaalde Milgram experiment van zijn voetstuk haalt, maar nieuw en radicaal is dit niet. Bregmans bewijsdrang, zijn constante poging om zijn stelling dat de meeste mensen deugen te onderbouwen met wetenschappelijk onderzoek, wijst naar een tendens binnen de sociale wetenschappen, namelijk die van het ‘wetenschappelijk’ maken van een betoog. Een betoog wordt veelal pas als goed gezien als het met statistiek onderbouwd is en Bregman gaat mee met deze trend. Dit vind ik jammer, want zijn kernboodschap – koester vertrouwen in plaats van wantrouwen – sneeuwt onder in alle statistiek. Het zijn niet de onderzoeken die hij aanhaalt en de bewijzen die mij duidelijk maken waarom het belangrijk is om aan te nemen dat de meeste mensen deugen, maar zijn analyse dat een positief mensbeeld leidt tot een betere samenleving. Tegenwoordig zie je in het publieke debat veel argumenten die zijn gebaseerd op een negatief mensbeeld, of het nou gaat om straffen, uitkeringen of subsidies. Zijn voorbeelden van bedrijven en instanties die uitgaan van een positief mensbeeld zijn in tegenstelling tot de aangehaalde psychologische onderzoeken verhelderend. Niet omdat ze ‘wetenschappelijk bewijs’ zijn voor een positief mensbeeld, maar omdat zij laten zien dat het ook anders kan.
Stel dat de meeste mensen aardig zijn
Er is nog iets wat ik minder overtuigend vind aan Bregmans betoog. Zijn stelling dat hij met dit boek een radicaal idee en een nieuw realisme oppert, vind ik te stellig. Ten eerste denk ik dat Bregman onjuist veronderstelt dat de meeste mensen denken dat mensen niet deugen. Ik ken genoeg mensen die er niet van zijn overtuigd dat de meeste mensen niet deugen. Nu is dit statistisch niet representatief, maar ik vraag mij toch af of Bregman daadwerkelijk zo tegen het mensbeeld van anderen ingaat. Is het niet zo dat vooral een klein groepje opiniemakers dit negatieve mensbeeld aanhangt, terwijl het overgrote deel van de samenleving juist een positief mensbeeld heeft?
Daarnaast vraag ik mij af wat Bregman precies bedoelt met ‘deugen’. Misschien had hij zijn boek beter ‘Waarom de meeste mensen aardig zijn’ kunnen noemen. Deugen impliceert een soort intrinsieke goedheid, die verder gaat dan enkel empathie tonen voor onze medemensen. Bregmans definitie van deugen beperkt zich tot hoe de mens functioneert binnen de samenleving.
Toch vind ik vooral Bregmans pleidooi voor meer vriendelijkheid en minder wantrouwen tegenover onze medemensen hoopvol en in ieder geval een goed vertrekpunt. Het negatieve mensbeeld dat Bregman bestrijdt in zijn boek heeft namelijk flink wat consequenties voor ons samenleven met elkaar en daarom is zijn boek voor iedere politicus of beleidsmaker een aanrader.
Laten wij in navolging van Bregman vooral proberen meer vertrouwen te hebben in elkaar om te zien wat er dan gebeurt.
De meeste mensen deugen
Rutger Bregman
Uitgeverij: De Correspondent
Jaar: 2019
De mens is een beest, zeiden de koningen. Een zondaar, zeiden de priesters. Een egoïst, zeiden de boekhouders. Al eeuwen is de westerse cultuur doordrongen van het geloof in de verdorvenheid van de mens. Maar wat als we het al die tijd mis hadden? In dit boek verweeft Rutger Bregman de jongste inzichten uit de psychologie, de economie, de biologie en de archeologie…